Decentralisatie vanuit het perspectief van een gemeente

Goede zorg voor iedereen betekent gelijke situaties gelijk behandelen en dus – de andere kant van de medaille – ongelijke situaties ongelijk behandelen. Juist omdat elke gemeente, elke zorgvrager, elke zorgverlener uniek is, is er per definitie sprake van ongelijke situaties die een unieke behandeling vragen.

Elke gemeente is verschillend. Gemeenten verschillen in omvang en samenstelling van de bevolking. Het verschil tussen grote stad en plattelandsgemeente is groot.  Gemeenten verschillen van politieke kleur, die door de bevolking bepaald wordt. Gemeenten verschillen in cultuur, in sociale samenhang en in sociale infrastructuur, zoals de aan- of afwezigheid van scholen, culturele voorzieningen, sportverenigingen, buurthuizen. Gemeenten verschillen in zorgvragen van de inwoners en in sociale problematiek. In de ene gemeente ziet de weg naar zorg er daardoor heel anders uit dan in de andere, maar dat wil niet zeggen dat de zorg in de ene gemeente goed is en in de andere niet. Ik ben ervan overtuigd dat, zoals er verschillende wegen naar Rome leiden, er ook verschillende wegen naar goede zorg voor iedereen leiden.

Natuurlijk maakt het uit of ‘eigen kracht’ in een gemeente wordt vertaald als ‘zoek het zelf maar uit’ of ‘weer de baas mogen worden over je eigen leven’. En natuurlijk maakt het uit of ‘passende zorg’ wordt vertaald als ‘zo lang mogelijk zo licht en goedkoop mogelijk’ of ‘zo snel mogelijk zo zwaar als nodig’. Het komt op zijn minst verschillend over en mensen voelen zich, denk ik, bij de ene vertaling serieuzer genomen en gezien dan bij de andere.

Of de ene vertaling in de praktijk uiteindelijk heel anders uitwerkt dan de andere? Of de geschetste verschillen ertoe leiden dat er in bepaalde gemeenten geen sprake is van ‘goede zorg voor iedereen’? Ik weet het nog niet. Om hier goed zicht op te krijgen, zie ik het belang van het vergelijken van de resultaten in de verschillende gemeenten, bijvoorbeeld met behulp van de website waarstaatjegemeente.nlVia een dashboard kun je daar gegevens van je eigen gemeente, bijvoorbeeld over jeugdhulp en jeugdbescherming, eenzaamheid, belasting van mantelzorg enzovoort, vergelijken met de rest van Nederland of specifieke groepen gemeenten in je regio of van vergelijkbare omvang. Cruciaal is dan wel om niet te alleen te ‘tellen’ maar ook te ‘vertellen’. De verhalen achter de cijfers vertellen immers het echte verhaal.

Luisteren naar zorgvragers

Elke zorgvrager is verschillend. Zorgvragers verschillen in de vraag die ze hebben, van eenduidig en eenvoudig tot meervoudig en complex. Ze stellen de zorgvraag op verschillende momenten en manieren. De ene zorgvrager doet dat tijdig en helder en overziet zijn of haar situatie prima. De andere zorgvrager wacht met hulp vragen tot de problemen al enorm zijn geworden, doordat hij of zij geen overzicht heeft over de eigen situatie. Zorgvragers verschillen ook in welke oplossing bij hen past en welke aanpak wel of niet werkt. Zorgvragers verschillen daardoor ook in hoe goed ze in staat zijn om zelf de oplossing te bedenken. De ervaring leert echter dat zorgvragers dit vaak beter kunnen dan de gemeente of de zorgverlener denkt of verwacht. En vaak ook beter dan zij zelf verwachten, als er maar echt naar hen geluisterd wordt en als er waar nodig ondersteuning of begeleiding is.

Maar wat te doen als mensen zorg mijden en daardoor vervuilen of overlast veroorzaken of een gevaar worden voor zichzelf of anderen? Wat te doen als de veiligheid van kinderen in het geding is, omdat ouders niet de verantwoordelijkheid voelen of in staat zijn hun kind veilig op te laten groeien? Ook hier leert de ervaring dat mensen zich, vaker dan we als gemeente of zorgverlener in eerste instantie verwachten, verantwoordelijk  gaan voelen en hun eigen kracht weten aan te boren als ze er daadwerkelijk op aangesproken worden. Dat vraagt wel een steviger aanpak dan de meeste gemeenten en zorgverleners gewend zijn, met afspraken die dwingend zijn en, met respect, de taal van de straat sprekend. Of het altijd leidt tot goede zorg voor iedereen, als zorgvragers zelf de oplossing bedenken? Ook hiervoor geldt: ik weet het nog niet.

Concurrentie en samenwerking

Elke zorgaanbieder is verschillend. Zorgaanbieders verschillen in omvang, van heel groot tot heel klein en alles ertussenin. Ze verschillen in aanbod, van eenvoudig en eenduidig tot multidisciplinair en integraal. Ze verschillen van expertise en deskundigheid, van specialist tot generalist. Ze verschillen in aanpak, methodiek en werkwijze.  Dat is dus precies wat we nodig hebben. Zo zou er toch voor elke specifieke en unieke zorgvrager goed passende zorg gevonden moeten kunnen worden.

Maar hoe houden we de kwaliteit van de zorg in de gaten? Hoe kunnen we die enigszins objectief bepalen als de verschillen tussen zorgvragers, zorgverleners en gemeenten zo groot zijn in wat zij vragen, aanbieden en verwachten? De zorgaanbieders zijn bovendien, als gevolg van de marktwerking in de zorg, concurrent van elkaar - of ze dat nou willen of niet. Terwijl ze ook samenwerking zoeken en nodig hebben om passende, goede zorg te leveren, bijvoorbeeld door specifieke specialistische zorg op tijd op en af te schalen. Staat dat goede zorg voor iedereen in de weg? U raadt het al: ik weet het nog niet.

Maatwerk

Zoals ik in het begin al zei, door al die verschillen zal er altijd sprake zijn van gelijkheid én ongelijkheid in de zorg. Ik geloof in de kracht van de decentralisaties en in de transitie waar we nu middenin zitten, omdat het belangrijkste doel is om echt maatwerk te bieden, zo dicht mogelijk bij huis. Om dat te kunnen doen is de aandacht er expliciet op gericht een zo compleet mogelijk beeld van de situatie te krijgen. Vanuit de verschillende perspectieven van de zorgvrager, de zorgverlener en de gemeente. Als dit de basis is en blijft, dan zorgt dat voor de balans en de gezamenlijke verantwoordelijkheid die nodig is voor goede zorg voor iedereen. Als een gemeente doorslaat naar ‘zoek het zelf maar uit’, dan corrigeren zorgvragers of aanbieders dat. Als zorgvragers te veel zorg mijden, dan corrigeren de gemeente of de zorgaanbieders dat. Als de zorgaanbieders uit eigenbelang niet bieden wat nodig is of niet bereid zijn tot samenwerking of expertise delen, dan corrigeren gemeenten of zorgvragers dat.

Dit betekent nadrukkelijk dat niet alleen de ‘eigen kracht’ van de zorgvrager van belang is, maar ook de ‘eigen kracht’ van de zorgverlener en de gemeentelijk medewerker. Voor alle drie geldt dat zij hun kennis en ervaring optimaal mogen – sterker nog: moeten – inzetten om in elke unieke situatie de best passende oplossing te verzinnen met elkaar. Samen de beste oplossing vinden, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid.

Eigenaarschap

Betekent de nadruk op eigen kracht en eigen verantwoordelijk als vanzelf dat er strijd, concurrentie, wedijver ontstaat? Leidt het ertoe dat het recht van de sterkste gaat gelden? Juist omdat niet alleen de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de zorgvrager wordt aangeboord en aangesproken, maar ook die van zorgverleners en medewerkers van de gemeente, kan er een nieuwe solidariteit ontstaan. Er zal behoefte zijn om de kracht die vrijkomt te bundelen om de best passende oplossing samen vorm te geven.

Misschien is ‘eigenaarschap’ een begrip dat beter omschrijft waar het om gaat dan ‘eigen verantwoordelijkheid’. De zorgvrager is eigenaar van de oplossing, maar is niet zelf en alleen verantwoordelijk. De zorgverlener is eigenaar van de eigen expertise en deskundigheid en kent de grenzen daarvan, weet wanneer hij of zij niet meer nodig is en ook wanneer er andere expertise of deskundigheid nodig is. De medewerker van de gemeente is eigenaar van het proces om tot echt maatwerk te komen. Dat vraagt creativiteit en flexibiliteit bij het toepassen van de regels; daarin de ruimte vinden in plaats van de beperking.

Patronen doorbreken

Om de basis van echt maatwerk, dicht bij huis, vanuit de verschillende perspectieven van zorgvrager, zorgverlener en gemeente verder te verstevigen en ontwikkelen hebben we het lef en het vertrouwen nodig om een aantal hardnekkige patronen te doorbreken. Om er een paar te noemen:

  • Met in plaats van over zorgvragers praten en echt naar hen luisteren. Zoals we in Zutphen nu bijvoorbeeld doen aan de Jeugdbeschermingstafel.
     
  • Ook hard aan durven en willen pakken om de eigen verantwoordelijkheid en kracht aan te boren. Zoals ik vorige week bijvoorbeeld zag in Eindhoven, waar de Springplank goede resultaten boekt met het aan een huis en werk helpen van dak- en thuislozen.
     
  • Focussen op wat mensen wel kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Bijvoorbeeld in dagbesteding waar mensen actief zijn op basis van interesses en talenten, in plaats van op basis van de beperking die zij hebben.
     
  • Juiste prikkels toepassen, gericht op het belonen van samenwerking en het delen van expertise. Bijvoorbeeld Jeugd-FACT-Plus, een team van zeven medewerkers die afkomstig zijn uit verschillende specialistische jeugd-ggz-instellingen. Zij bieden samen de passende zorg aan jeugd met complexe meervoudige problematiek in onze regio.

Zal het zo kunnen gaan werken? En realiseren we dan goede zorg voor iedereen in ons land, met de gelijkheid en de ongelijkheid die daar bij hoort? Ik weet het nog niet. Maar ik hoop van harte dat we onszelf en elkaar de tijd gunnen om het te gaan ontdekken, ook als we voorlopig nog niet alle antwoorden op belangrijke vragen hebben. Wie zijn dan ‘we’? Dat zijn gemeenten, zorgverleners en zorgvragers samen. We hebben elkaar nodig om de antwoorden te vinden, de weg naar goede zorg voor iedereen te kunnen bewandelen en elkaar te corrigeren als we die weg dreigen te verlaten.

Patricia Withagen sprak deze column uit tijdens het symposium ‘Zorg(en) in tijden van transitie’, dat Bureau de Helling op 9 juni organiseerde.