Een van de grote verdiensten van ons politieke systeem is dat het betrekkelijk goed kan omgaan met pluralisme in de samenleving. Proportionele vertegenwoordiging zonder kiesdrempel zorgt voor een open stelsel. Onze poldercultuur en besluitvormingsprocedures maken het mogelijk dat ook op ordelijke, vreedzame wijze besluiten kunnen worden genomen als er onenigheid bestaat. Bovendien laat het systeem in principe toe dat iedereen die een bepaald belang heeft, dit bepleit bij de volksvertegenwoordigers, als ze zelf al geen volksvertegenwoordiger worden. Lang geen gek systeem.

Blok aan het been

Sommige mensen zijn van dit systeem niet zo onder de indruk. Zo zegt Olivier De Schutter in tijdschrift De Helling: “De representatieve democratie, waarin politieke partijen en professionele politici de hoofdrol spelen en waarin mensen eens in de zoveel jaar stemmen, loopt op zijn einde.” (1) In het conceptverkiezingsprogramma van GroenLinks valt te lezen, in iets mildere bewoordingen: “Eén keer in de vier jaar stemmen is te weinig. Burgers krijgen nieuwe vormen van zeggenschap.” (2)

Het beeld bestaat dat politiek langzaam is, en in zichzelf gekeerd; ‘de mensen’ mogen alleen maar eens in de zo veel tijd stemmen. Ondertussen debatteert de politiek maar wat door, terwijl mensen niet willen “wachten op de politiek, ze willen hun eigen oplossingen.” (3)

Als we over ‘participatieve democratie’ praten, hebben we het doorgaans over ‘burgers’, ‘bewoners’, ‘mensen zelf’. Dit schetst een tweedeling: aan de ene kant hebben we de politici (bestuurders én volksvertegenwoordigers) en aan de andere kant ‘de mensen zelf’. De suggestie lijkt te zijn dat politici niet goed weten (of gewoon niet doen) wat ‘de mensen’ willen, en dat ‘de mensen’ liever gezamenlijk en eensgezind het heft in eigen handen nemen. Politici zijn een blok aan het been van de mensen die iets willen met de samenleving.

Traagheid

Het conceptprogramma van GroenLinks is relatief voorzichtig in de bewoordingen. Er komt geen radicale keuze voor een meer directe democratie in plaats van de vertegenwoordigende democratie uit naar voren. En dat is maar goed ook, want de knelpunten die optreden binnen ons huidige stelsel zouden zich net zo gemakkelijk kunnen voordoen binnen pogingen tot meer directe democratie.

Hoe je het ook wendt of keert: als je graag wilt dat meedoen meer betekent dan stemmen, en als je wilt dat iedereen gehoord wordt, dan kunnen processen ingewikkeld zijn en lang duren. Traagheid is eerder een kenmerk van participatie, dan een obstakel daarvoor.

Betekent dit dan dat er niks mis is met het huidige systeem, of dat we sceptisch moeten zijn over burgerinitiatieven? Nee. Het betekent wel dat we niet te snel moeten denken dat alles zomaar radicaal beter kan. Daar mogen we best eens bij stil staan. Een blik op het wereldtoneel laat ons zien hoe gelukkig we ons mogen prijzen met ons systeem van vrijheden en verkiezingen, gewaarborgd door checks and balances.

Maar wat kan dan wel beter? Twee punten.

Lobbyisten

Als we naar ons democratische stelsel kijken, valt op, zoals ook in het programma benoemd wordt, dat niet alle belangen beschikken over een even sterke lobby. Ben je groter, rijker, machtiger? Dan heb je waarschijnlijk een sterkere lobby. Dit is onwenselijk voor een democratie. Hoewel lobbyisten heel belangrijk zijn – dat zijn nu juist ‘de mensen’ die tegen ‘de politiek’ zeggen hoe het moet – zou het niet van je portemonnee of je prestige af moeten hangen of je invloed hebt op politieke beslissingen.

We zouden dus niet moeten zeggen dat ‘we niet geregeerd willen worden door lobbyisten’, maar dat we geregeerd willen worden door politici die door alle belanghebbenden voldoende belobbyd zijn. De inbreng van lobbyisten draagt dan bij aan een deliberatieve vorm van democratie. Inzichtelijk maken welke lobbyisten een inbreng hebben gehad, zoals het conceptprogramma voorstelt (4), is daarom een goed idee.

We kunnen hier ook nog een stap verder in gaan. Om te zorgen dat de Haagse lobby een goede afspiegeling van de samenleving vormt, kunnen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat ook organisaties van buiten de gevestigde orde plaats hebben in hoorzittingen.

Waarom niet eens een open oproep voor deelname, of een selectie van lobbyisten via crowdsourcing? (‘Nomineer je favoriete lobbyist en stem hier!’) Kamercommissies zouden ook – als groepsuitje – naar belangenverenigingen toe kunnen gaan. Zo wordt de afstand naar Den Haag kleiner voor organisaties die geen onderdeel zijn van het landelijke politieke circuit. (5)

Burgerinitiatieven

Er is in principe geen reden om te denken dat bewoners het onderling makkelijker over zaken eens worden dan politici in vertegenwoordigende organen. Anderzijds is er ook geen reden om te denken dat de overheid overal beter in is dan particuliere bewoners. De overheid zou zichzelf daarom een houding moeten aanmeten waarin ze taken loslaat die mensen buiten de overheid om kunnen en willen organiseren.

Vaak zal de overheid wel eindverantwoordelijk blijven; mocht een bepaalde voorziening niet meer geleverd worden, dan springt de overheid er weer in. Het is goed dat geëxperimenteerd wordt met burgerinitiatieven, en dat we onderzoeken wat werkt. Mijn gok: vooral taken of functies waarvoor geen consensus onder burgers vereist is.

Voetnoten 

  1. Marijn Bouwmeester, ‘Olivier de Schutter – Politici moeten leren van experimenten’ (interview), in: De Helling, jrg. 29/3, herfst 2016, p. 11
  2. GroenLinks, Tijd voor verandering – conceptverkiezingsprogramma 2017-2021, p. 52
  3. Zie noot 1
  4. Zie noot 2, p. 56
  5. Met dank aan Naïma Azough voor deze suggestie.