GroenLinks: oog voor imperfecties markt én overheid

Geen getuigenispartij

De verkiezingsnederlaag van 12 september heeft de vraag opgeroepen of GroenLinks nog wel links genoeg is. Ook in de perioden dat Paul Rosenmöller en Femke Halsema de politieke leiders van GroenLinks waren, is er regelmatig discussie geweest over de koers van de partij.

In de tijd van Rosenmöller hing dat samen met zijn streven om van GroenLinks een regeringspartij te maken. De partijen waaruit GroenLinks was ontstaan, waren vooral getuigenispartijen geweest. Alleen de PPR had in de jaren zeventig deel uitgemaakt van een regeringscoalitie. Rosenmöller wilde niet alleen gelijk hebben, maar ook gelijk krijgen. Hij stond open voor het sluiten van compromissen om invloed te krijgen op het beleid.

Bij Femke Halsema ging de vraag of GroenLinks nog wel links was vooral over haar vrijheidsagenda. Zo leidden haar voorstellen voor hervorming van de verzorgingsstaatarrangementen tot veel debat binnen GroenLinks en tot wrijving met de vakbeweging. Veel meer dan in de jaren negentig speelden onder Halsema meningsverschillen over marktwerking een rol. In deze periode, het eerste decennium van de 21e eeuw, werd bijvoorbeeld de rol van de markt in de gezondheidszorg een belangrijk politiek thema.

Dit artikel gaat over de wijze waarop GroenLinks denkt over de macht van de markt en de overheid. Ik richt me daarbij op de sociale politiek omdat die veel bediscussieerd is binnen GroenLinks.

Blinde vlekken

In sjablonendiscussies worden economen de afgelopen twee decennia als 'marktfetisjisten' gekwalificeerd. Dat is te begrijpen, omdat bij links de markt een politiek strijdpunt werd na de politieke opmars van Reagan, Thatcher en Lubbers in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. De jaren zeventig waren een sociaaldemocratische periode geweest, waarin aandacht voor sociale politiek, herverdeling van inkomen en de rol van de overheid groot was.

Na twee opeenvolgende oliecrises, uit de hand lopende overheidsuitgaven en een oplopende werkloosheid, kwam er een conservatief-liberale reactie die de overheid weer kleiner wilde maken. Lagere belastingen, deregulering en privatisering van overheidsbedrijven werden belangrijke beleidsthema's. Het werd door links, vooral in de jaren negentig door de Socialistische Partij, allemaal simpelweg onder de noemer 'neoliberalisme' geschoven.

Die reactie op de jaren zeventig was terecht. Links heeft altijd een blinde vlek gehad voor overheidsfalen.(1) De overheid werkt namelijk niet perfect. Ze heeft niet het informatiemechanisme dat de markt met het prijsmechanisme heeft om inzicht te krijgen in de voorkeuren van consumenten en producenten. De overheid kan slecht voorspellen hoe burgers en bedrijven reageren op wetten, regels en ander overheidsoptreden.

Er is daarnaast strategisch gedrag van ambtenaren die bijvoorbeeld op hun beleidsterrein een zo groot mogelijk budget willen, en van politici die hun eigenbelang nastreven in plaats van het publieke belang of deelbelangen van pressiegroepen behartigen. Economen en andere sociale wetenschappers onderzoeken dergelijk overheidsfalen en adviseren vaak een vorm van marktwerking. Hoe dan ook, het is terecht om kritisch te zijn op het functioneren van de overheid, zeker als je als links zoveel van de overheid verwacht.

De markt werkt echter ook niet perfect. Gek genoeg wordt economen verweten 'marktfundamentalisten' te zijn, maar de economische wetenschap bestaat voor een belangrijk deel uit het bestuderen van marktfalen. Het is waar dat wiskundige modellen teveel uitgaan van rationele actoren, maar het zijn economen die als de beste weten dat de perfecte markt niet bestaat.

Daarom zijn publieke goederen, imperfecte informatie, morele risico's, monopolies en externe effecten belangrijke thema's in de economische wetenschap. Onderzocht en beschreven wordt dan waarom de markt niet perfect werkt en welke rol er bijvoorbeeld voor de overheid is weggelegd om betere maatschappelijke resultaten te krijgen.(2)

Sociale vrijheid

En nu GroenLinks. De partij ontstond in 1989 uit vier kleine partijen waarvan vooral de CPN en de PSP een duidelijk ideologisch, radicaal-links profiel hadden. GroenLinks wilde een vernieuwende partij zijn, pragmatisch en met antwoorden op de veranderde maatschappelijke omstandigheden. De partijvernieuwers wilden aansluiten bij de libertaire emancipatietraditie van links en breken met de oude ideologieën.(3) (4) Dat viel niet bij iedereen in goede aarde. Woordvoerders van vooral de PSP stonden een links-radicale koers voor.

In het programma van uitgangspunten uit 1992 staat dat: 'GroenLinks wil voortbouwen op die tradities van links, welke als vrijheidslievend gekarakteriseerd kunnen worden'. In het programma wordt gesproken van 'sociale vrijheid: de gelijke kans voor ieder individu om zich te kunnen ontplooien, zonder dat de vrijheid van anderen en toekomstige generaties wordt aangetast'.(5)

GroenLinks staat een samenleving voor 'waarin iedereen in gelijke mate een zo groot mogelijke vrijheid heeft om zich te ontplooien zonder discriminatie, racisme, seksisme en andere vormen van onderdrukking'. Dit zijn liberale uitgangspunten die de vrijheid van het individu voorop zetten, maar wel zodanig dat er een gelijke vrijheid is voor iedereen. Die gelijke vrijheid maakt GroenLinks tot een linkse partij, omdat vrijheid gekoppeld wordt aan gelijkheid als het gaat om kansen en er dus solidariteit vereist is – in de visie van GroenLinks – om die gelijkheid van individuele kansen mogelijk te maken.

Hoe die sociale vrijheid moet worden bevorderd is niet ideologisch bepaald. Het is niet of de staat of de markt, want GroenLinks erkent dat beide een rol spelen, net als instellingen en organisaties op het maatschappelijk middenveld. Ook heeft GroenLinks oog voor nieuwe initiatieven die vallen tussen markt en overheid, bijvoorbeeld van bewoners- en milieuorganisaties voor zonnepanelen op het dak of aan verzekeringen voor zelfstandigen die zelfstandigen zelf organiseren. Bij die pragmatische instelling zijn de principes door de tijd heen hetzelfde gebleven(6)
1. werk hebben is belangrijk voor participatie en emancipatie;
2. werk is niet alles, mensen moeten ook zeggenschap en autonomie hebben om keuzes te kunnen maken voor bijvoorbeeld een ontspannen combinatie van werk en zorg;
3. onder het motto 'eerlijke delen' moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen om gelijke vrijheid voor iedereen te bevorderen.

Van werk naar kansen

De afgelopen twee decennia heeft een aantal sociale thema's de agenda van GroenLinks gedomineerd. Zo heeft GroenLinks altijd gepleit voor meer nivellering, zowel door middel van hogere uitkeringen als een nivellerend fiscaal stelsel. Toch is dat niet de kern van het GroenLinkse denken. Zelfstandigheid en autonomie zijn veel belangrijker.

In het midden van de jaren negentig, kwam de nadruk te liggen op werk en zeggenschap voor werknemers. Rosenmöller maakte naam met zijn initiatiefwet voor het recht op deeltijdwerk. Dat initiatief haalde een meerderheid in de Tweede Kamer, sneuvelde in de Eerste Kamer, maar werd kort daarna overgenomen door het CDA en andere partijen, waardoor er alsnog een wettelijke regeling kwam. Dit initiatief combineerde twee belangrijke uitgangspunten voor GroenLinks. Mensen moeten arbeid en zorg ontspannen kunnen combineren en mensen moeten zeggenschap hebben over hoe ze dat doen. Ook de recente initiatiefwet voor het recht op thuiswerken van Ineke van Gent (GroenLinks) en Eddy van Hijum (CDA) past in deze traditie.

Met de nota Vrijheid eerlijk delen(7) – de titel alleen al is een directe verwijzing naar het programma van uitgangspunten – is een ander thema belangrijk geworden: de sociale zekerheid en de instituties op de arbeidsmarkt, die mensen niet alleen zekerheid, maar ook kansen moeten bieden. Leidende principes zijn ook in deze nota weer participatie, emancipatie en zeggenschap, maar nu wordt geproblematiseerd dat markt noch staat (de oude verzorgingsstaatarrangementen) voldoende kansen geven aan de outsiders op de arbeidsmarkt.

Het stelsel is teveel een erfenis van het verleden geworden, van een industriële maatschappij waarin werknemers hun loopbaan bij een en dezelfde werkgever hebben en vrouwen thuis de zorgtaken doen. GroenLinks wil het opnemen voor de flexwerkers, de jongeren, de gedeeltelijk arbeidsongeschikten en de herintredende vrouwen. Vanuit die motivatie worden voorstellen gedaan voor aanpassing van het ontslagrecht en de WW, om de twee meest omstreden voorstellen te noemen.

De voorstellen uit de nota zijn opgenomen in de verkiezingsprogramma's van 2006, 2010 en 2012, soms in wat aangepaste vorm. Dat geeft aan dat ze binnen de partij zijn geaccepteerd. Wel is het zo dat er altijd weerstand tegen is blijven bestaan, bijvoorbeeld bij leden die optreden onder de naam Kritisch GroenLinks. Hoe het ook zij, dit debat geeft aan dat GroenLinks als moderne partij zich rekenschap geeft van het feit dat markt en maatschappij zijn veranderd en er dan ook nieuwe spelregels nodig zijn om de uitkomsten van de markt bij te sturen.(8) (9)

Knokken voor wat kwetsbaar is

Het debat over staat versus markt is wat ouderwets. Het is eigenlijk precies zoals GroenLinks het twintig jaar geleden al in het programma van uitgangspunten schreef: 'In het denken van veel mensen staat "links" voor meer staat en "rechts" voor meer markt. Deze tegenstelling gaat voorbij aan het bestaan van een samenleving waarin veel instellingen, organisaties, bewegingen en sociale netwerken geen deel uitmaken van de staat of de markt.' In de politieke praktijk blijkt de genuanceerde en pragmatische houding van GroenLinks tegenover de markt: vanuit de idealen die de partij nastreeft worden zowel voorstellen gedaan die de markt corrigeren als voorstellen die overheidsarrangementen aanpassen.

Dat GroenLinks meestal met een pragmatische houding naar marktwerking kijkt, is dus zo gek nog niet. Voor critici, binnen en buiten de partij, is dat onterecht de aanleiding om steeds opnieuw de koers van de partij ter discussie te stellen en die te bestempelen als 'rechts'. Over het progressieve vooruitgangsdenken van GroenLinks hoeft echter geen twijfel te bestaan. GroenLinks is een radicale partij als het gaat om participatie- en emancipatiedoelstellingen voor het individu dat weinig kansen heeft.

De partij doet vele voorstellen die breken met bestaande instituties of die bijvoorbeeld miljardenverschuivingen in de fiscale politiek betekenen. Deze maatregelen zijn ingegeven door het ideaal van het geven van kansen aan kwetsbare mensen. 'Knokken voor wat kwetsbaar is' was niet voor niets de verkiezingsleuze in 2003. Dat knokken betekent ook vuile handen maken als er kleine stapjes vooruit kunnen worden gezet. Daarin is GroenLinks veranderd ten opzichte van de oude getuigenispartijen waaruit GroenLinks is ontstaan.

Dit is een ingekorte versie van een artikel in een nog te verschijnen publicatie van Bureau de Helling, Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.

Voetnoten 

1 Bart Snels (red.) (2005), Vrijheid als ideaal, Amsterdam: SUN.

2 Bryan Caplan (2007), The Myth of the Rational Voter. Why Democracies Choose Bad Policies, Princeton: Princeton University Press.

3 Paul Lucardie en Gerrit Voerman (2010), Van de straat naar de staat. GroenLinks 1990-2010, Amsterdam: Boom.

4 Bart Snels en Noortje Thijssen ( 2007), De tijd vooruit. Modernisering en de politieke positie van GroenLinks, Utrecht: Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.

5 GroenLinks (1992), Uitgangspunten van GroenLinkse politiek, Amsterdam: GroenLinks.

6 Noortje Thijssen (2012), 'GroenLinks is en blijft Modern Links', www.wetenschappelijkbureaugroenlinks.nl, 1 oktober 2012.

7 Femke Halsema en Ineke van Gent (2005), Vrijheid eerlijk delen. 18 vrijzinnige voorstellen voor sociale politiek, Den Haag: Tweede Kamerfractie GroenLinks.

8 Bart Snels en Noortje Thijssen ( 2007), De tijd vooruit. Modernisering en de politieke positie van GroenLinks, Utrecht: Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.

9 Noortje Thijssen (2012), 'GroenLinks is en blijft Modern Links', www.wetenschappelijkbureaugroenlinks.nl, 1 oktober 2012.