Op Prinsjesdag presenteerde de coalitie haar eigen juichende eindrapport. We zijn er natuurlijk nog niet, aldus het kabinet, maar het gaat weer goed met de economie. Om dat te onderstrepen wordt er veel geld uitgestrooid, in allerlei richtingen. Je zou haast denken dat er verkiezingen aankomen…

Maar gaat het wel zo goed met de economie, bezien door een linkse bril? En als je daaraan twijfelt, wat staat ons dan te doen in de komende jaren?  Met deze vragen in het achterhoofd las ik de financieel-economische paragraaf van het concept-verkiezingsprogramma van GroenLinks, in het bijzonder het voorgestelde begrotingsbeleid.

Hervorming Stabiliteits- en Groeipact

GroenLinks wil het Stabiliteits- en Groeipact hervormen tot een Welvaarts- en Duurzaamheidspact. Daarin moeten werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling op gelijke voet staan met houdbare financiën. Zo moet ruimte ontstaan om te investeren in arbeidsparticipatie, onderwijs, innovatie en duurzame energie. Daarnaast moet de democratische besluitvorming in het financieel-economische domein worden vergroot, onder meer door het Europees Parlement medebeslissingsrecht te geven over de jaarlijkse prioriteiten van het Europese economische beleid.
 
In het voorliggende programma voor de Tweede Kamerverkiezingen staat echter weinig over wat GroenLinks dan precies vindt van de in het Stabiliteits- en Groeipact opgenomen eisen inzake bijvoorbeeld overheidstekorten en staatsschuld. Is meer dan drie procent tekort wat GroenLinks betreft toegestaan en wanneer dan? Moet er ruimte zijn voor meer conjuncturele stimulering, anders dan via automatische stabilisatoren?

Dit zijn belangrijke vraagstukken, ook gezien het trackrecord dat GroenLinks heeft opgebouwd door in 2012 te tekenen voor het Kunduz-akkoord, dat als doel had om juist aan die Europese eisen te voldoen. Eisen waar overigens ook de PvdA zich een half jaar later aan conformeerde, in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II.

Voor dergelijke vraagstukken moeten we echter bij het GroenLinks-programma voor de Europese verkiezingen van 2014 zijn. Daarin staan voorstellen op deze terreinen, zoals meer vrijheid bij het begrotingsbeleid voor landen die in een recessie verkeren en met name de oprichting van een Europees schuldaflossingfonds en stabiliseringsfonds.

In mijn woorden wil GroenLinks met die fondsen bereiken dat de solidariteit en soliditeit in de eurozone worden verhoogd door landen als Nederland en Duitsland structureel financieel te laten bijdragen aan de oplossing van crises in de zuidelijke eurolanden. Een soort binnen-Europese ontwikkelingshulp.

Afgezien van het signaal dat dat richting die andere landen geeft ('hervormt u maar niet en uw schuldenlast nemen wij wel deels van u over')(2), impliceert dergelijk beleid dat de pijn alleen wordt verdeeld over meerdere partijen en niet (deels) wordt weggenomendoor meer groei tot stand te brengen. Duurzame, groene groei, waardoor de schuldenproblematiek minder zwaar wordt, heeft nadrukkelijk mijn voorkeur.

Averechtse bezuinigingen

Een crisisaanpak waarbij de noordelijke eurolanden zélf meer groeien en daardoor hun effectieve vraag naar goederen en diensten uit de zuidelijke landen vergroten, is beter en kansrijker. Voor de zuidelijke landen, maar ook voor onze eigen economie. In de afgelopen jaren hebben de rijkere landen, door te bezuinigen, hun financiële problemen voor een deel op de armere landen afgewenteld. Dat zou je structureel moeten willen veranderen.

Veel economen menen dat de macro-economische situatie in Nederland en Europa vraagt om bijzondere interventies op het terrein van het begrotingsbeleid.(3) Dat zijn dan wel andere interventies dan in het Stabiliteits- en Groeipact zijn toegestaan en ook andere interventies dan GroenLinks voorstelt.

Om te beginnen kent Nederland, net als Duitsland, een hoog betalingsbalansoverschot. Dat duidt op onderbesteding en vraagt om een ruime(re) inzet van begrotingsmiddelen in Nederland zelf. Dat rechtvaardigt een hoger begrotingstekort.

Uit talloze economische onderzoeken blijkt verder dat bezuinigingen in exceptioneletijden van (financiële) crisis ook in de noordelijke landen veel meer schade aanrichten dan in normale tijden. Zo ongeveer alle economische actoren zijn dan immers terughoudend met consumptie, productie, het verstrekken van kredieten enzovoorts. Als de overheid daaraan meedoet door het tekort terug te brengen frustreert ze het herstel in de private sector.

De rekenmaat die inzicht verschaft in de macro-economische gevolgen van terugdringing van het tekort is de zogenaamde begrotingsmultiplier. Die geeft aan in welke mate en welke richting het BBP muteert bij een mutatie van het overheidstekort. Uit diverse studies blijkt dat in een neergaande conjunctuur tekortvermindering niet bijdraagt tot herstel van het BBP.(4) 

Het bezuinigingsbeleid heeft er ook voor gezorgd dat een deel van de werkloosheidsstijging structureel is geworden. Juist dat tast weer de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn aan.(5) Uit alle beschikbare gegevens blijkt namelijk (6) dat sprake is van grote permanente schade als gevolg van de Grote Recessie van de afgelopen jaren. Economen noemen dit secular stagnation (langdurige stagnatie).(7) 

Daarvan is sprake wanneer door een tijdelijke vraaguitval structurele vernietiging van productiecapaciteit op de lange termijn ontstaat, wanneer werkloosheid leidt tot structureel verlies van kennis van werknemers en wanneer de laagconjunctuur leidt tot structureel minder investeringen door bedrijven.

Activistisch begrotingsbeleid

Zeker bij een situatie van langdurige stagnatie wordt het voor de Europese Centrale Bank zo goed als onmogelijk om met haar monetaire instrumenten (rente naar nul, opkopen staatsobligaties bij banken) tot voldoende herstel te komen. De zogenaamde kwantitatieve verruiming (QE) is dan niet meer effectief en kan zelfs zorgen voor instabiliteit en volatiliteit op financiële markten. Dus zou vooral het begrotingsbeleid de klus moeten klaren.

Dat betekent dat de rijkere, noordelijke eurolanden het tekort juist op moeten laten lopen. Nationaal bezuinigingsbeleid door die sterke landen, terwijl tegelijkertijd de zwakke landen via bezuinigingsmaatregelen tot een recessie werden gedwongen, heeft de Europese economie en ook de Nederlandse alleen maar verder in het slop geholpen.

Een meer expansief begrotingsbeleid moet tevens bijdragen aan een positievere ontwikkeling van de investeringen, waaronder de overheidsinvesteringen. Dat vinden bijvoorbeeld ook de OESO(8) en het IMF. De Nederlandsche Bank heeft vastgesteld dat de recente daling van de overheidsinvesteringen in veel Europese landen, waaronder ook Nederland, tot een substantiële afname van de publieke kapitaalgoederenvoorraad heeft geleid, met alle gevolgen van dien.(9) 

Europese begrotingscapaciteit

Juist omdat de samenhang tussen de economieën in de Europese Unie zo groot is, dient een beleid dat is gericht op expansie en groei uiteindelijk in Europees verband te worden aangepakt.

Op langere termijn betekent dit naar mijn mening - nogal tegen de tijdsgeest in - ook een herziening van de verdeling van taken en bevoegdheden tussen de EU en haar lidstaten op dit gebied. Dat is geen populair onderwerp tegenwoordig, maar daar moeten juist progressieve partijen niet voor weglopen.

Hoewel veel mensen vinden dat de EU al groot genoeg is, is de waarheid dat de begroting van de EU onvoldoende schaal heeft om Europese conjunctuurpolitiek te voeren. In Europa wordt een dergelijke politiek, als die al voorkomt, gevoerd op nationaal niveau. Vergelijk dat met de verhouding tussen de begroting van de federale overheid en die van de staten in de VS. De federale overheid in Washington incasseert de belastingen en financiert daarmee allerlei uitgaven aan zowel staten als bewoners van die staten. Daarmee is zij goed toegerust om conjuncturele golven op te vangen.(10)

Ook in Europa zal op langere termijn de euro moeten worden gekoppeld aan gemeenschappelijk begrotingsbeleid. Er moet dus juist ‘meer‘ in plaats van ‘minder Europa’ op dit terrein komen en uiteindelijk ook meer Europese begrotingscapaciteit. Twee progressieve ministers (Sigmar Gabriel, vice-kanselier in Duitsland, en Emmanuel Macron, minister van Economische Zaken in Frankrijk) hebben medio 2015 voorstellen in deze richting gedaan.

Zij menen dat de financieel-economische problemen in Europa opgelost kunnen worden door een verdergaande integratie tussen in ieder geval de eurolanden. Dit zou uiteindelijk tot de totstandkoming van een economische en sociale unie moeten leiden. Gabriel en Macron pleiten daarbij voor een 'begrotingscapaciteit' voor de eurozone van een zodanige omvang dat daarmee ook de Europese economie gestimuleerd kan worden in "lijn met de economische cyclus".

De introductie van een dergelijke begrotingscapaciteit moet uiteraard, zoals ook GroenLinks in haar programma duidelijk maakt, gelijk oplopen met de ontwikkeling van een effectief toezicht door het Europees Parlement.

Gezien de meest recente ontwikkelingen in Brussel rond onder meer de vluchtelingencrisis, de Brexit, ons eigen referendum over Oekraïne en de neiging van veel eurobobo's om meer in termen van problemen dan in termen van oplossingen te spreken, is er een dikke kans dat de gewenste gecoördineerde aanpak er niet komt. De agenda van veel politici is met de huidige vox populi immers eerder om bevoegdheden van Europa 'terug te halen' in plaats van slim na te denken hoe je in het Europa van morgen een efficiënte en effectieve (begrotings)politiek kunt voeren waar iedereen beter van wordt. 

Maar wanneer de financiële en economische crisis aanwijsbaar vooral in euroverband kan worden opgelost, zal links geen stap terug moeten doen. Laf weglopen, zoals veel politici ter rechterzijde maar helaas ook ter linkerzijde doen, is dan geen optie. Want zoals eerder opgetekend in het hoofdredactionele commentaar in de krant van liberaal Nederland, daags na 'ons' referendum over het associatieverdrag met Oekraïne:

"Zolang Europa vooral wordt gepresenteerd als een noodzakelijk kwaad en niet als een inspirerende opdracht zullen de anti-gevoelens hun voeding blijven krijgen. Natuurlijk moet de onvrede serieus worden genomen. Maar het antwoord begint met standvastige politici die willen en kunnen overtuigen".(11)

We gaan het zien, Jesse!

Voetnoten 

  1. Deze bijdrage is geschreven op persoonlijke titel en mede gebaseerd op A. Stroop (2016): 'It's the economy, st....!! Over de onverbiddelijke noodzaak van progressief economisch beleid', 
     
  2. Dit staat los van de constatering dat er omstandigheden zijn waarin je schuld geheel of gedeeltelijk zult moeten kwijtschelden, omdat de kans dat die schuld (volledig) wordt terugbetaald sowieso nihil is. Dat is de positie van het IMF ten aanzien van Griekenland, maar de EU heeft op dit punt tot dusverre geen stappen gezet.
     
  3. Er is een behoorlijke lijst samen te stellen van Nederlandse economen van allerlei (politieke) gezindten die zich zeer kritisch en met kracht van feiten en argumenten over dit beleid hebben uitgelaten, maar tot dusverre zonder veel resultaat. Het gaat om bijvoorbeeld De Kam, Jacobs, Van Duijn, Bezemer en Muysken en last but not least Rens van Tilburg, lid van de commissie die het concept-programma van GroenLinks heeft opgesteld. Buiten onze landsgrenzen gelden bijvoorbeeld Paul Krugman en Lawrence Summers als criticasters van het bezuinigingsbeleid.
     
  4. O. Blanchard en D. Leigh (2013): Growth Forecast Errors and Fiscal Multipliers, International Monetary Fund Working Paper 13/1. Zie bijvoorbeeld ook D. Holland en J. Portes (2012): Self-defeating austerity? National Institute Economic Review, No. 222). Voor een kritische beoordeling van de cijfers van Blanchard en Leigh zie J. Muhlman en W. Suyker (2015): An update of Blanchard’s and Leigh’s estimates in Growth Forecast Errors and Fiscal Multipliers, CPB, Den Haag. Overigens raak ik waarschijnlijk een gevoelige snaar door me alleen te richten op het BBP en niet op welvaart in den brede. Dat is een kwaal die bij veel mensen voorkomt die lijden aan 'economisme'. Dat is allemaal uit te leggen, maar niet in dit artikel.
     
  5. Zie R. van Tilburg (2015): Zoek de grenzen van het Stabiliteitspact op, in: S&D, jrg. 72, nr. 1.
     
  6. Volgens bijvoorbeeld B. Jacobs (2016): Langdurige stagnatie; Je gaat het pas zien als je het door hebt, in: ESB 101 (4731). Zie ook J.B. Delong en L. Summers (2012): Fiscal Policy in a Depressed Economy; Brookings Papers on Economic Activity, The Brookings Institution.
     
  7. C. Teulings en R. Baldwin (2014): Oorzaken van en remedies voor seculaire stagnatie in: ESB (99).
     
  8. OESO (2016): Interim Economic Outlook, Parijs.
     
  9. Zie C. Eijking en J. de Jong (2015): Afname publiek kapitaal biedt ruimte voor investeringen, in: ESB (100). Voor Nederland doen zich hier grote kansen voor, die dan echter wel moeten worden benut, bijvoorbeeld op het terrein van duurzaamheid en kennis, maar ook bij fysieke infrastructuur. Het GroenLinks-programma geeft een mooi overzicht, zie ook het rapport van de ambtelijke Studiegroep Duurzame Groei (2016): Kiezen voor duurzame groei, 1e rapport Studiegroep Duurzame Groei, Den Haag. Ministerie van Economische Zaken. Hierbij moet echter niet de lijn worden gekozen van de ambtelijke Studiegroep Begrotingsruimte, namelijk om dergelijke investeringen te financieren uit de lopende begroting. Zie Studiegroep Begrotingsruimte (2016): Van saldosturing naar stabilisatie, 15e rapport van de Studiegroep begrotingsruimte, Den Haag, Ministerie van Financiën.
     
  10. Zie C.Teulings, M. Bijlsma, G. Gelauff, A. Lejour en M. Roscam Abbink (2011): Europa in crisis, Amsterdam.
     
  11. NRC-Handelsblad (2016): Opnieuw luidt de vraag voor de politiek: wat wil de kiezer?, 9/10 april.