Theo Witvliet over Martin Buber

Theo Witvliet, emeritus hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam voor de ‘Geschiedenis van het christendom in de moderne tijd’, roept in snelle pennenstreken de veranderingen in de samenleving op: “Het leven wordt steeds jachtiger. Nieuwe media zorgen voor andere sociale omgangsvormen en nieuwe gedragspatronen. Het heersende marktdenken creëert een cultuur van zelfontplooiing, eigenbelang en consumptief genot." 

"Het suggereert onbegrensde mogelijkheden voor iedereen, maar in de praktijk vergroot het de kloof tussen een kleine bovenlaag en een kansarme onderlaag. In een maatschappij met een grote etnische, culturele en religieuze diversiteit leidt dat tot spanningen en harde confrontaties.” Met deze zinnen begint zijn boek Kwaliteit van leven. Het humanisme van Martin Buber, dat dit voorjaar verscheen.

Witvliet is niet de enige die aandacht vraagt voor wat Bas Heijne in zijn essay Onbehagen (2016) de twee grote verlangens van onze tijd noemt: de wens om grip te hebben op een steeds complexere wereld en die daartoe desnoods eenvoudiger voor te stellen en de illusie van zelfbeschikking, het streven om de wereld naar je hand te zetten.

Femke Halsema schreef in de Groene Amsterdammer (18-5-2017) over de gebroken belofte van de jaren zestig dat volgende generaties het steeds beter zouden krijgen. Daarin vindt zij het antwoord op de woede in de samenleving. Halsema spreekt in dat verband van ‘gekwetste identiteiten’. 

“ Wat kan het joodse humanisme van Buber vandaag betekenen? ”

Theo Witvliet ging te rade bij een denker uit de vorige eeuw, de joodse filosoof Martin Buber. Nog voor hij een letter van Buber had gelezen, was diens oogopslag hem al vertrouwd, omdat zijn portret in de studeerkamer van Witvliets vader hing. Voor velen die de Tweede Wereldoorlog meemaakte, was Martin Buber de belichaming van humaniteit. De teksten van Buber spreken van ‘ontmoeting’, ‘dialoog’ en ‘vertrouwen’. Bij het (her)lezen kregen die intussen afgesleten begrippen voor Witvliet nieuwe glans. Wat kan het joodse humanisme van Buber vandaag betekenen? Tijd voor een gesprek.

In uw boek spreekt u van een ingrijpende verschuiving van ons mensbeeld en de noodzaak een gemeenschappelijke grond te zoeken in een samenleving waar ‘wij’ en ‘zij’ in allerlei gedaantes tegenover elkaar staan. Wat is er veranderd in ons mensbeeld?  
“Te midden van snelle veranderingen in de samenleving en in de wetenschap, bijvoorbeeld rondom mensverbetering, moeten we bepalen wie we (willen) zijn. Ik denk dat vooral de sociale media ons mensbeeld veranderen. Daarbij komt het gebrek aan een duidelijke toekomstvisie. Sinds het wegvallen van het reëel bestaande socialisme is er geen alternatief meer voor de neoliberale globalisering.

Het is geen toeval dat het postmodernisme opkwam in de jaren tachtig, toen het socialisme in feite al geen alternatief meer vormde. We zijn zoveel gaan relativeren dat we weerloos zijn tegen de macht van de markt en de technologie. Nu zien we dat iedereen steeds meer terugvalt op zichzelf en de vertrouwde waarden van het eigen milieu, ook al omdat alles wat je aanpakt steeds gecompliceerder blijkt: hoe breng je nog economische en politieke veranderingen teweeg als alles wereldwijd met elkaar is verknoopt?

Dit heeft voor een defensieve stemming gezorgd waarbij men probeert in het eigen kringetje de dreiging af te weren. “Ik denk dat we in die situatie veel kunnen hebben aan denkers die geprobeerd hebben om de gedachte van het autonome ik te doorbreken, iets wat nog steeds heel erg leeft in partijen als D66 en GroenLinks.”

Wat is het probleem met de ontwikkeling van het individu?
“Er is niets op tegen om jezelf te ontwikkelen, het gaat om de manier waarop. Als je ervan uit gaat dat het ‘ik’ een zelfstandige grootheid is, die kan bestaan zonder enig ander, vergeet je dat je voortdurend gevoed wordt door de anderen om je heen. Dit idee van autonomie versterkt ook weer een ander probleem, namelijk dat mensen steeds meer geneigd zijn zich terug te trekken uit het gesprek. Er worden wel debatten gevoerd waarin standpunten worden verdedigd, maar dat is iets anders dan een open gesprek waaruit je anders te voorschijn kan komen dan je erin ging. 

Precies op dit punt kan Martin Buber veel betekenen. Hij werd tijdens de Eerste Wereldoorlog getroffen door de ellende, de radeloosheid en de ontwrichting in alle bij die oorlog betrokken landen. Het veroorzaakte een wending in zijn denken, dat eerst nogal romantisch, idealistisch en mystiek was. Hij stelde vast dat het hele project van de moderniteit gericht was op de individuele ontplooiing, op het ‘ik denk dus ik ben’ et cetera, en dat dit project in de ontwrichting en leegte na 1918 is vastgelopen.

In 1923 publiceerde hij Ik en Jij, waarin hij betoogt dat de relatie voorafgaat aan het individu. Door je omgeving – ouders, zusters, broers – word je je geleidelijk aan bewust van je eigen ik. Een van de bekendste uitspraken uit Bubers boek is: ‘in den beginne is de relatie’. Dat betekent ook dat jouw identiteit zich nooit kan ontwikkelen zonder dialoog met de ander. Daarom noem je de stroming waartoe Buber behoorde de dialogische filosofie.” 

Wat betekent dit voor de vraag naar een gemeenschappelijke grond in een tijd van een verschuivend mensbeeld?
“Martin Buber wist het particuliere van zijn eigen traditie te verbinden met een universele visie. Zijn humanisme sloot aan de ene kant aan bij Renaissance, Verlichting en klassieke Oudheid, maar aan de andere kant ook bij het typisch dialogische van de joodse bijbel en stromingen als het chassidisme. Buber had die in zijn jeugd nog net meegemaakt, toen de bloeiperiode allang voorbij was. Het chassidisme leefde van de gesprekken; mensen kwamen van heinde en ver bij een rabbi om raad. Ze kregen dan nooit direct antwoord, maar een verhaal waarmee ze verder konden. 

Het humanisme van Buber is universeel – daar ging het hem om – zonder dat het ten koste van de diversiteit gaat. Het trof me dat, hoe uitzichtloos de situatie ook, Buber toch altijd op een uitweg hoopte. Hij leefde tijdens de Shoah, maar toch kon hij niet opgeven dat morgen alles anders zou kunnen zijn. Via het ontdekken van het andere, het onbekende – zo schreef hij over Lao Tse, over een Fins epos – deed hij ontdekkingen over wie hij zelf was, wie wij als Europeanen zijn. Dat is opvallend: Buber startte heel breed. Hij groeide op in de tijd van laatromantiek en oriëntalisme; er was onder kunstenaars en intellectuelen een geweldige behoefte om de nauwe kaders van nationalisme te ontspringen.

Hij schreef zijn boek in een tijd van opkomend nationalisme en antisemitisme en van totalitaire dreiging. In 1938 moest hij, als een van de leiders van het Duitse jodendom, het land ontvluchten, naar Jeruzalem, waar hij overigens zijn hele leven pleitte voor samenwerking tussen Joden en Palestijnen. Door al die contacten en gesprekken met anderen ging hij zich tegelijkertijd steeds meer jood voelen, werd hij zich steeds meer bewust van zijn eigen traditie.

“ Er is een vicieuze cirkel ontstaan: doordat mensen zich steeds meer terugtrekken op hun eigen identiteit weten ze steeds minder goed wat die identiteit eigenlijk is ”

Het tegenovergestelde zie je vandaag. In onze wereld is iedereen weliswaar voortdurend aan het netwerken via sociale media enzovoort, maar dat gebeurt allemaal binnen de eigen kring. Ook politieke partijen ontwijken het contact met groepen die door onderzoeksbureaus niet als mogelijke kiezers worden aangemerkt. Er is een vicieuze cirkel ontstaan: doordat mensen zich steeds meer terugtrekken op hun eigen identiteit weten ze steeds minder goed wat die identiteit eigenlijk is. Dat komt omdat ze het gesprek met de ander ontwijken.”

Dat lijkt in onze samenleving vooral ingegeven door angst. Mensen lijken vooral bang voor alles en iedereen dat niet vertrouwd is.
“Ik denk dat we juist door die angst en onzekerheid geneigd zijn elkaar in hokjes te plaatsen. Het is onvermijdelijk dat je mensen typeert, in groepen en categorieën onderbrengt, maar het wordt anders als die ons gaan beheersen.

Buber onderscheidt behalve de relatie tussen ik en jij ook nog de relatie ik en het. Dat is de relatie tot de dingen, de natuur en de mensen die we tot object maken, over wie we nadenken, van wie we ons een beeld maken. Dat is onvermijdelijk.

Buber was enthousiast over de enorme creativiteit die hij zag in wetenschap en technologie, maar hij vreesde wel dat die zozeer zouden gaan overheersen dat die voortschrijdende neiging om alles te meten en te kwantificeren, het onmogelijk maakt om elkaar nog werkelijk te ontmoeten en zo kwaliteit van leven echt een kans te geven. Want leven ontsnapt altijd aan kwantificering; geluk en pijn kan je niet meten. Dat wordt vandaag wel allemaal geprobeerd, met als gevolg dat je niet langer bestaat, als je niet in een van de hokjes past. Mensen worden zo steeds meer gereduceerd tot alle (digitale) data waarin hun levensfeiten zijn vastgelegd.” 

Wat is echte ontmoeting?
“Een ontmoeting gaat over wat zich tussen mensen afspeelt. Let op het woord ‘tussen’. Het tussenmenselijke – ook een term van Buber – is een gebeuren, je kunt het niet plannen. Je kunt het wel voorbereiden of tegenwerken, maar je kunt het niet organiseren. Wat er gebeurt, kan heel verschillend zijn. Je kunt in een tram naast iemand zitten en een gevoel van intens contact hebben zonder iets tegen elkaar te zeggen. Dat gaat weer voorbij en laat ook geen sporen na, behalve in jouw geest.

Maar een ontmoeting kan ook leiden tot een liefdesgeschiedenis of een vriendschap. Die zal alleen duurzaam zijn wanneer die momenten van echt contact terug kunnen komen. Dan heb ik het over een moment waarbij de tijd van de klok als het ware even wegvalt. Dan breekt iets door dat de ander ontstijgt. Voor Buber heeft dat te maken met de Eeuwige Jij, met de God die (Witvliet zoekt nu naar woorden) wordt aangeroepen in het ‘Sjemah Israel’ (het joodse gebed ‘Hoor Israël’), die je niet kunt objectiveren of kwantificeren, en waarvan je niet kunt zeggen of die bestaat of niet bestaat, die alleen bestaat als een jij, als tegenover, zoals Buber het eens formuleerde.

Ontmoeting beperkt zich niet tot mensen onderling, er is ook een relatie mogelijk met dieren of met de natuur. Buber was zelf een enorme kattenliefhebber, hij had altijd zo’n zes of zeven poezen in zijn huis rondlopen.” 

Wat is de maatschappelijke waarde van ontmoeting? Is die er?
“Ik heb dat wel meegemaakt, dat er in een politiek of maatschappelijk vastgelopen situatie opeens iets gebeurt, waardoor iedereen op het puntje van zijn stoel zit. Om dat überhaupt mogelijk te maken, zijn twee dingen nodig: het uitzicht op iets dat echt anders is, een andere samenleving, én een situatie die zo acuut is dat je wel moet bewegen. Beide missen we.

In Europa zie ik nog wel politici die boven hun eigen partij uitstijgen, maar in Nederland zie ik vooral dat mensen zich ingraven in hun posities. Als partijen als GroenLinks en D66 bijvoorbeeld hun binding aan een hoogopgeleide bovenlaag niet weten te doorbreken, dan zie ik weinig toekomst op de lange termijn. Ook missen we het gevoel van urgentie: sommige politici denken nog steeds dat we in een gaaf landje leven en beseffen onvoldoende hoe diep de morele depressie is bij veel mensen. Maar als je de intentie hebt om er samen uit te komen, kan er altijd iets gebeuren, ook al kom je met een diep gevoel van gekwetstheid.

“ Je moet jezelf en anderen niet van te voren vastpinnen, al is een situatie nog zo verhard. Daarom hechtte Buber ook aan de ontmoeting met je vijand ”

Het is Bubers diepste overtuiging, dat niemand onbekeerbaar is, ofwel: niet ten goede kan veranderen. Dat is precies het punt, dat je jezelf en anderen niet van te voren moet vastpinnen, al is een situatie nog zo verhard. Daarom hechtte Buber ook aan de ontmoeting met je vijand. Ook daar kan iets verrassends gebeuren. Het vergt moed om die tussenruimte in te gaan, waarover je geen controle hebt en niet weet wat er zal gebeuren, ook niet met jezelf en met wie je denkt te zijn.”

Theo Witvliet, Kwaliteit van leven. Het humanisme van Martin Buber, Uitgeverij Skandalon, Vught 2017.