Eén op de drie Nederlandse huishoudens kan momenteel niet rondkomen, berichtte het Nibud afgelopen maand. De belangrijkste oorzaak: de stijgende energierekening, en de daarmee gepaard gaande inflatie. Dat heeft natuurlijk te maken met de krappe gasvoorraad en de oorlog in Oekraïne, maar óók met de liberalisering van de energiemarkt die al in 2005 op gang is gezet, zegt Lavinia Steinfort, politiek geograaf en onderzoeker bij het Transnational Institute (TNI).  

Steinfort publiceerde boeken, artikelen en wetenschappelijke publicaties over onder meer burgerbewegingen in Griekenland, de liberalisering van de Nederlandse energiesector en politieke economie. Bij TNI doet ze voornamelijk onderzoek doet naar ‘deprivatisering’, het terugdraaien van de privatisering, en democratiseren van publieke diensten. Deze trend wordt steeds populairder in Europa en daarbuiten. Nederland kan een hoop leren van deze internationale voorbeelden, zegt Steinfort.

Zie jij een direct verband tussen de huidige crisis en de keuze om energie te privatiseren in Nederland? 

“Absoluut. Doordat onze elektriciteitsbedrijven jaren geleden in de verkoop zijn gedaan, heeft de overheid nog maar weinig zeggenschap over wat deze bedrijven uitspoken, zowel qua energierekeningen als qua hernieuwbare energie. De vrije markt is gewoon geen instrument om uitdagingen zoals ongelijkheid en de klimaatcrisis te lijf te gaan, omdat winst voorop staat bij deze bedrijven.

"Ook de Europese Unie speelt hierin een grote rol. De EU heeft besloten de prijzen van duurzame energie aan de gasprijs te koppelen en voert al jarenlang de druk op om zoveel mogelijk te liberaliseren. Liberalisering is overigens het toestaan van marktwerking binnen publieke diensten; de eindfase is dat een sector volledig in private handen is. Dat krachtenspel is moeilijk te weerstaan, maar het kan wel.”

Lavinia Steinfort
Lavinia Steinfort

‘Deprivatisering’ betekent dus: publieke diensten weer uit de markt halen. Hoe ziet dat eruit? 

“Dat verschilt per situatie, maar het belangrijkste is dat deprivatisering een strategie is om democratische controle af te dwingen. Als iets weer een overheidstaak wordt, moet de overheid natuurlijk wel constant aan de tand worden gevoeld. In Hamburg werd bijvoorbeeld een lokaal energiebedrijf opgezet als resultaat van een burgerreferendum; dat bedrijf heeft ook een raad van belanghebbenden met inspraak over de koers van het bedrijf. En in Noorwegen speelde de vakbond een grote rol bij de deprivatisering van de vuilnisverwerking.

"De vakbond voorzag dat een groot afvalbedrijf failliet zou gaan en bracht zo’n honderd gemeenten bij elkaar die het samen overnamen. Dat resulteerde in lagere tarieven voor inwoners, betere pensioenen en contracten voor de werknemers, die via hun vakbond ook inspraak hebben in het bestuur. Bovendien heeft de overheid nu een grotere hand in de lokale circulaire economie.

"Er zijn ook Nederlandse voorbeelden. In Haarlemmermeer heeft de gemeente bijvoorbeeld haar eigen elektriciteitsbedrijf Tegenstroom opgericht; in de regio Rotterdam/Den Haag zijn de bussen weer in handen van de regio; zelfs het vliegveld Maastricht Aachen is weer gedeprivatiseerd, omdat de provincie een grens wilde stellen aan de groei. Maar gemeenten houden deze ontwikkelingen vaak een beetje onder de radar. Overheidsinterventie wordt in Nederland als een soort bemoeienis en verstoring van de markt gezien, in plaats van als verantwoordelijkheid nemen om voor burgers te zorgen.” 

Even terug naar de liberalisering van al deze sectoren: waarom is dat in Nederland zo ver doorgevoerd? 

“Heel lang heerste het idee dat de overheid platzak was, dat er te veel geld werd verspild door de publieke sector. De private sector zou goedkoper en efficiënter zijn, en betere kwaliteit beloven. Daarom zijn de afgelopen jaren onder meer de kinderdagverblijven, de gezondheidszorg, de woningmarkt, post- en pakketbezorging en telecom steeds verder geliberaliseerd dan wel volledig geprivatiseerd.

“ Privatisering lijkt kostenbesparend, maar wanneer het misgaat, zoals nu, zal de overheid toch moeten inspringen ”

"Nu, jaren later, zie je dat dit narratief vooral het belang van bedrijven dient. Privatisering lijkt kostenbesparend, omdat overheden een dienst van de balans af kunnen halen als ze deze uitbesteden. Maar wanneer het misgaat, zoals bij de huidige crisis, zal toch de overheid moeten inspringen – die heeft een sociaal contract met de burger, niet het bedrijfsleven. Zo maakt Vattenfall Nederland (voormalig NUON) bijvoorbeeld niet alleen enorme winsten, het ontvangt óók honderden miljoenen aan subsidies om hernieuwbare energie op te wekken. Zo moet de overheid alsnog meebetalen, en nog steeds neemt het percentage duurzaam opgewekte energie van Vattenfall in Nederland juist af.

"Deprivatisering, aan de andere kant, zal op korte termijn wat geld kosten, maar die investeringen betalen zich terug in de vorm van gezondere werknemers, goedkopere voorzieningen, een duurzame economie en in veel gevallen ook besparingen. De Amerikaanse regio Scott County besloot bijvoorbeeld om telecom en internet lokaal aan te leggen. Dat leidde tot ruim duizend extra banen; scholen in de regio waren acht keer minder kwijt aan de internetrekening. En in Valladolid in Spanje is de watervoorziening weer in beheer genomen: na twee jaar had dit al meer dan 13 miljoen euro aan besparingen opgeleverd.”

Je noemt opvallend veel lokale voorbeelden; moet de verandering vooral van gemeentes en provincies komen? 

“Lokaal is inderdaad heel veel mogelijk omdat daar wat minder afstand bestaat tussen de overheid en de bevolking; er is meer solidariteit. Maar de lessen die we daaruit trekken, moeten we uiteindelijk wel toepassen op een veel grotere schaal. Anders krijg je een model waarbij lokale overheidsbedrijven concurreren met winstgevende bedrijven, en het waarschijnlijk afleggen – zoals je in Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk ook ziet gebeuren. Een landelijk model kan ervoor zorgen dat het bij nutsvoorzieningen gaat om samenwerking, niet om concurrentie.  

"Een heel mooi voorbeeld is Costa Rica. Bij de volksbank Banco Popular wordt iedereen die één jaar een spaarrekening heeft mede-eigenaar van de bank; via een werkersraad kunnen zij de koers van de bank bepalen. Ook wordt een kwart van het geld van de bank geherinvesteerd in groepen die anders geen betaalbare lening kunnen krijgen. De bank verleent tevens leningen aan rurale energiecoöperaties. Die werken op hun beurt samen met gemeentelijke en regionale energiebedrijven, en met het nationale energiebedrijf, dat de hele stroomvoorziening coördineert. Dankzij dit publieke model heeft 99% van de Costa Ricaanse bevolking toegang tot betaalbare én hernieuwbare elektriciteit.

"Daar kunnen we denk ik veel van leren. Veel Nederlandse burgerinitiatieven hebben de neiging om de overheid als een obstakel te zien, in plaats van te denken: hoe zetten we die overheid onder druk om partner te worden?” 

Hoe kunnen linkse partijen die druk verder opvoeren? 

“Ik denk dat linkse partijen en organisaties veel meer zouden moeten samenwerken, en niet bang moeten zijn om een sterke positie in te nemen. Er wordt vaak naar een slap midden bewogen, uit angst om kiezers te verliezen of het af te leggen tegen de media. Links zou veel meer haar eigen frame kunnen bepalen. Neem de huidige de energiecrisis: er lijkt maar weinig maatschappelijke boosheid te zijn over het feit dat Nederland nóg hogere energieprijzen betaalt dan andere landen, vanwege de liberalisering en privatisering van de energiesector.

"We moeten opnieuw begrijpen waar het is misgegaan in onze samenleving, en onthouden dat economische structuren heel nauw samenhangen met andere vormen van uitsluiting en discriminatie. Deprivatisering, in combinatie met democratisering, zou namelijk ook de groepen vooruithelpen die nu het meest worden uitgesloten. Denk aan transpersonen – die drie keer zo vaak voorkomen in de uitkeringscijfers – voor wie publieke gezondheidszorg betaalbare transzorg mét medezeggenschap kan opleveren; of aan alleenstaande moeders die door volkshuisvesting weer betaalbaar kunnen wonen, en hoe dit genderongelijkheid kan tegengaan. 

"De volgende stap zou natuurlijk moeten zijn om al die publieke sectoren met elkaar te verbinden, en dan het liefst gelijktijdig. En nogmaals: democratisering is echt de verbindende factor. Onze menswaardigheid hangt samen met toegang tot publieke diensten, en dat werkt alleen als we als bevolking medezeggenschap hebben.”