Kanttekeningen bij ‘Opstaan in het Lloyd Hotel’ van Lodewijk Asscher

De rabbijn zei dat hij blij was dat dit geen gemengd huwelijk was. Want joden die kozen voor een gemengd huwelijk ondermijnden het joodse volk en geloof en maakten daarmee het werk van Hitler af. Lodewijk voelde zijn vader verstijven. Zijn moeder, die van huis uit katholiek was, deed alsof ze niets gehoord had. “Op de terugweg naar huis was de lucht helderblauw. Ik zat met mijn zusjes achterin. Voorin de auto zaten twee mensen die zelf bepaalden hoe ze hun leven leidden. Mijn ouders. Geen mens die ze dwong ooit nog naar die, of enige andere, rabbijn te luisteren.” (192)

Drie pijlers van geluk

Dat Asscher dit verhaal in dit boek vertelt, dat toch primair over de politiek gaat, geeft al aan dat deze ervaring meespeelt in zijn visie op politiek en samenleving. We begrijpen meteen waarom hij persoonlijke vrijheid noemt als de eerste van drie pijlers die bepalend zijn voor een gelukkig leven. Daar zit meer achter dan de gebruikelijke verwijzing naar vrijheid die we bij politici van alle soorten en maten aantreffen. Dit is persoonlijk beleefde vrijheid. De andere twee pijlers voor een gelukkig leven zijn “dingen samen kunnen doen” (ruimte en tijd hebben voor een sociaal leven) en “er toe doen”, het gevoel hebben dat jij en jouw werk betekenis hebben voor anderen en dat je als klant niet als een nummer of als medewerker niet als wegwerpartikel wordt behandeld. Wie had verwacht dat na vrijheid de waarden gelijkheid en broederschap zouden volgen, wordt dus verrast door een tweetal waarden die net als vrijheid vooral op het niveau van het individu worden omschreven.

 

Letters die het woord opinie vormen
Woordbeeld opinie

Streven naar geluk

Het begrip geluk komen we in politieke documenten niet zo vaak tegen. Het meest bekend is ongetwijfeld de Amerikaanse Onafhankelijk­heidsverklaring, waarin “het streven naar geluk” een onvervreemdbaar recht van ieder mens genoemd wordt, naast het recht op leven en het recht op vrijheid. In die onafhankelijkheids­verklaring wordt niet gezegd, dat de overheid het streven naar geluk voor iedere burger mogelijk moet maken. Dat lag ook niet voor de hand, want het doel van de verklaring was juist om afstand te nemen van een verre ‘tirannieke’ overheid, die de Amerikaanse kolonisten het leven zuur maakte. Asscher roept juist wel de overheid te hulp om op zijn minst het streven naar geluk voor iedereen mogelijk te maken.

Persoonlijke vrijheid

Wat betekent dat nu precies? In zijn toelichting bij de pijler ‘persoonlijke vrijheid’ schrijft Asscher inderdaad niet over de traditionele invulling van vrijheid in termen van vrijheid van meningsuiting of vrijheid van godsdienst en ook niet over LHTB of het dragen van een boerka. Hij legt een verbinding tussen vrijheid en zekerheid: “Zolang je geen vaste grond onder je voeten voelt, zal je nooit durven springen.” (Zie pagina 147.) Dat is een klassiek sociaaldemocratisch thema, maar daardoor wordt vrijheid wel heel sterk in de sfeer van werkzekerheid en arbeidsverhoudingen getrokken. Ingewikkeld wordt het, wanneer in diezelfde paragraaf enerzijds betoogd wordt dat “een groot geloof in de markt een bedreiging vormt voor die persoonlijke vrijheid” (zie pagina 146) en anderzijds dat het nodig is om “op te staan tegen een al te dwingende en wantrouwende overheid.” (Zie pagina 148.) Er lopen hier nogal wat redeneringen door elkaar en het thema ‘persoonlijke vrijheid’ verdwijnt daardoor uit het zicht. Wat kan een overheid nu concreet doen om mensen de ruimte te geven om, net zoals de ouders van Lodewijk, de weg van hun hart te volgen en zich daarmee geheel of gedeeltelijk buiten de gemeenschap te plaatsen waar ze uit voortkomen? Mijn vermoeden is: niet zo veel. De overheid kan optreden als die gemeenschap geweld gebruikt om die vrije keuze tegen te gaan, maar zij kan niet verbieden dat er grote geestelijke druk op de betrokkenen wordt uitgeoefend.

Schade berokkenen

Het is natuurlijk vreselijk, wanneer ouders breken met hun kinderen, omdat die in vrijheid een keuze maken die in strijd is met wat die ouders geloven dat goed is. Toch kan en mag de staat niet verbieden dat een familie of een geloofsgemeenschap een dergelijke druk uitoefent. Wij moeten ook respect hebben voor de keuze van die kinderen, die besluiten om in deze tweestrijd de kant van de ouders (of de pastoor, de dominee, de imam) te kiezen en afscheid nemen van een geliefde, een opleiding niet gaan volgen, elke zondag met hoed op naar de kerk gaan. Je kunt er over twisten, of daar nu sprake is van vrije keuze, maar er is wel degelijk sprake van vrijheid: de vrijheid om jezelf op te sluiten in een kleine, benauwende gemeenschap, waarin je door iedereen in de gaten wordt gehouden. Daar mag de overheid niet tegen optreden, omdat we niet willen dat de overheid bepaalt wat een benauwende gemeenschap is en wat niet. De één denkt dan aan een kerkgenootschap, de ander aan een politieke partij of aan een motorclub. De overheid mag pas ingrijpen, als een gemeenschap gedrag stimuleert dat andere burgers schade berokkent.

Zijn wie je bent

Elders in het boek schrijft Asscher over de samenleving van de toekomst: “Wat zou het toch mooi zijn als we dan [over een jaar of twintig] in staat zijn zelf de richting van ons leven te bepalen. Dat we mogen zijn wie we zijn, geloven wat we geloven en de partner kiezen van wie we houden. (…) Een wereld waarin de overheid genoeg zekerheid verschaft om je veilig en vrij te voelen.” (Zie pagina 157.) Zelf de richting van je leven bepalen. Dat is nogal wat. Als je er goed over nadenkt, kun je je afvragen of dat eigenlijk wel kan. De beslissingen die een mens neemt, worden altijd ook gestuurd door zijn opvoe­ding, door de gewoontes, cultuur en wetten van de samenleving waarin hij leeft. Vaak ben je je er helemaal niet van bewust, dat de beslissingen die je neemt, voor een groot deel zijn bepaald door de signalen die je uit jouw leefgemeenschap en de samenleving als geheel ontvangt. En beslissingen die je ooit genomen hebt, hebben gevolgen voor toekomstige keuzemogelijkheden, waar je destijds geen weet van had.

Invloed van de stroom

“Zijn wie je bent”, dat is ook al zo lastig. Wie je bent, word je door de keuzen die je gemaakt hebt of die voor jou gemaakt zijn door anderen. Wie je bent, is wie je geworden bent.  Dat wil niet zeggen, dat mensen als een boomblaadje in een rivier meedrijven met de stroom. Mensen kunnen wel degelijk beslissingen nemen en zijn daarvoor ook verantwoordelijk, maar het zou onzin zijn de invloed van de stroom te ontkennen. De muziek die je hoort, de kranten die je leest, de films die je kijkt: ze zijn allemaal onderdeel van die stroom en je beweegt erop mee. Anders dan een boomblaadje kunnen mensen ook tegen de stroom opzwemmen – of dat in elk geval proberen. Daarmee raak je die stroom niet kwijt en ook dan is die stroom een bepalend deel van je leven, maar je kunt wel in een ander gedeelte terecht komen.

Romeo en Julia

In onze cultuur gaat de sympathie vaak uit naar mensen die tegen de stroom in gaan, zeker als het om de liefde gaat. We voelen graag mee met de enkelingen die de knellende banden van een familie of een geloofsgemeenschap door­breken. We bewonderen de vrije keuzen van Romeo en Julia en hun 20ste-eeuwse tegenvoeters Maria en Tony in West Side Story, maar we weten dan ook meteen dat het niet goed afloopt. Je kunt denken aan de leden van de communistische partij die in de jaren vijftig afstand namen van het stali­nisme of aan moslims die besluiten het geloof de rug toe te keren, maar ook aan Prins Claus, die tijdens een toespraak zijn stropdas afdeed als symbolische kritiek op al die protocollaire beperkingen waaraan hij onderworpen was. Een golf van sympathie sloeg door het land.

Totalitair

Het hoort bij de Neder­landse cultuur dat er veel sympathie is voor dwarsliggers en individualisten – zolang ze er zelf maar geen punt van maken, want van opscheppers en betweters houden we niet. De weg van je hart volgen, jouw persoonlijke overtuiging volgen, vermeende misstanden aan de kaak stellen: dat zijn allemaal gedragingen die soms meer, soms minder moed vereisen. En de moedigen moeten met de gevolgen van hun daden leven. De overheid kan niet verhinderen, dat de familie zich van je afkeert, dat je uitgesloten wordt van de partij waar je ziel en zaligheid aan gegeven hebt, dat de collega’s je met de nek aankijken. Een overheid, die zulke gevolgen zou kunnen verhinderen, is ten diepste tota­litair – en dat willen we niet. We sympathiseren met de moedigen, die tegen de stroom in zwem­men, maar we voelen ons ook verbonden met al diegenen, die de moed daartoe niet hebben kunnen opbrengen. Zijn wie je bent of denkt te zijn, is niet altijd even gemakkelijk en het kan niet afgedwon­gen worden.

Normen en waarden

Ergens in zijn boek bekritiseert Asscher de zogenoemde homo economicus (zie pagina 130), de standaard mens in de economische theorie, die alleen maar op eigenbelang uit is. Traditioneel benadrukt de economische theorie, dat wanneer iedereen de vrijheid heeft om zijn eigen belang na te jagen, de samenleving daar uiteindelijk alleen maar beter van wordt. Zelfzucht is weliswaar geen goede eigenschap, maar in een markteconomie leidt deze eigenschap volgens de theorie tot goede resultaten. Deze economische theorie is nauw verbonden met de politieke filosofie van het liberalisme. Vrijheid betekent in dit verband vooral dat de overheid zicht niet met economisch handelen mag bemoeien.

Balanceerwerk

Dat is de vrijheid die ook in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring centraal staat. Het gaat om de vrijheid om te ondernemen, contracten af te sluiten en prijzen te bepalen. Voor liberalen is dat overigens min of meer dezelfde vrijheid als die waar Asscher het over heeft: de vrijheid om je leven in te richten zoals je dat zelf wilt. In de jaren tachtig van de vorige eeuw voerde de VVD jarenlang campagne onder de leuze “Gewoon jezelf zijn”. Kritisch zijn op de homo economicus en tegelijkertijd pleiten voor ‘zijn wie je bent’, vereist enig balanceerwerk. Tegelijkertijd kunnen we vaststellen dat op dit punt liberalen en sociaaldemocraten relatief snel tot elkaar kunnen komen. Hun strijd gaat niet over het belang van individuele vrijheid, maar over de rol van de staat in de economie.

Homo sociologicus

Tegenover de homo economicus staat de homo sociologicus. Dat is ook zo’n gestileerde mens, maar dan eentje wiens gedrag grotendeels wordt bepaald (in de betekenis van ingeperkt) door de gemeen­schap waar hij deel van uitmaakt. De sociologie onderzoekt hoe mensen in sociale verban­den functioneren. Zij kijkt naar de normen en waarden, die het gedrag in een groep regelen. De sociologie heeft wortels in het conservatisme, omdat de eerste sociologen in het midden van de 19de eeuw het verval van normen en waarden beklaagden, die het gevolg was van de opkomst van het kapitalisme en bijbehorende liberalisme (je eigen belang najagen is goed). De sociologie liet zien dat normen en waarden stabiliteit brengen in een samenleving. De arbeidersbeweging was niet conservatief, maar had toch meer affiniteit met de homo sociologicus dan met de homo econom­icus.

Leerplichtwet

De economie van Marx was een kritiek op de traditionele economie en in zijn politieke filosofie stond niet het individu, maar de klasse centraal, een sociologische categorie. Ook voor latere generaties socialisten en sociaal­democraten bleef de sociologie interessant, omdat zij laat zien dat gedrag en zelfs morele opvat­tingen kunnen veranderen, wanneer de spelregels in een samenleving worden veranderd. Tegen­woordig is er geen werkgever meer te vinden, die vindt dat kinderarbeid acceptabel is. Op het eind van de 19de eeuw was kinderarbeid (van kinderen onder de 12!) wettelijk verboden, maar toch nog wijdverbreid. Daar kwam pas een eind aan door de invoering van de leerplichtwet, die daadwerkelijk werd gehandhaafd. Daarna pas werd kinderarbeid voor alle werkgevers moreel verwerpelijk. Socio­lo­gisch denken geeft dus meer openingen voor overheidsingrijpen, omdat het nu eenmaal de politiek is, die de (wettelijke) spelregels voor de samenleving vastlegt.

Wie veel heeft, wordt bezitterig

Overheidsingrijpen heeft in de loop van de vorige eeuw daadwerkelijk gezorgd voor veel zekerheid: het minimumloon, werkloosheidsuitkeringen, een ouderdomspensioen, gratis onderwijs voor leer­plichtigen, betaalbaar hoger onderwijs, betaalbare basisverzekeringen voor ziektekosten, wetgeving op het gebied van veiligheid op het werk, voedselveiligheid, verkeersveiligheid enzovoort. Vergele­ken met heel veel andere landen, ook om ons heen, is de zekerheid in Nederland groot. Maar leidt die zekerheid er nu toe dat mensen eerder “durven te springen”? Is het niet ook zo, dat grote zeker­heid leidt tot grote angst om iets van die zekerheid kwijt te raken? Wie veel heeft, wordt bezitterig. Wie weinig heeft, is eerder bereid dat weinige te delen. Dat is iets wat westerse reizigers in arme landen steeds opnieuw ervaren. Hoe meer zekerheid er is, des te groter wordt de behoefte om die zekerheden te beschermen en te verdedigen tegen mogelijke bedreigingen. Zekerheid geeft dan geen uitzicht op vrijheid en moed om onbekende wegen te gaan, maar leidt eerder tot het tegen­deel: angst, het afsluiten van deuren (het touwtje uit de brievenbus) en het optrekken van muren.

Moedige keuzes

Misschien is het verstandig om zekerheid en vrijheid niet zo nadrukkelijk aan elkaar te koppelen. Laten we zekerheid scheppen omwille van de zekerheid. Laten we vrijheid vieren omwille van de vrijheid. Laat de overheid vooral de vrijheid van minderheden, andersdenkenden, dwarsliggers, ketters en lastpakken verdedigen om te doen wat ze niet laten kunnen. Laten we ervoor zorgen dat in het onderwijs de bijdragen aan de maatschappij van juist die mensen die dingen deden die niet mochten, niet hoorden of niet konden, veel aandacht krijgen. Zodat kinderen leren dat het de moeite waard kan zijn om moedige keuzes te maken – ook al loopt het niet altijd goed af. En laten we er daarnaast voor zorgen dat de overheid zekerheid geeft aan iedereen die daar behoefte aan heeft.

Lodewijk Asscher, Opstaan in het Lloyd Hotel, Uitgeverij Podium, Amsterdam, 2019