Dubbelrecensie

Personendemocratie geen panacee

In Het volk bestaat niet zet Dick Pels uiteen dat bestuurlijke vernieuwing in combinatie met de 'personendemocratie' een injectie aan de Nederlandse democratie kan geven. Er is volgens Pels – ook vanwege de opkomst van populisme – een nieuwe elite nodig. Politici moeten weer meer tot de voorhoede gaan behoren en een inhoudelijke voortrekkersrol op zich nemen. Die politieke elite moet op zijn beurt 'in toom worden gehouden', net als het populisme, door middel van meer directe democratie. Door de kiezer directer bij de democratie te betrekken en door personalistische politiek toe te juichen in plaats van af te serveren, kunnen we daar volgens Pels een belangrijke stap in zetten.

Via een zogeheten 'wisselwerkingsdemocratie' (denk aan: referendum, gekozen burgermeester en premier) kunnen kiezers en gekozenen elkaar directer controleren en afrekenen op resultaten. Pels koppelt de verworvenheden van de directe democratie aan de personendemocratie. Het zal in de politiek meer aankomen op persoonlijke leiderschapscapaciteiten van 'de elite' en op charisma.

Volgens Pels moeten we de personendemocratie als een aanvulling zien en niet als een bedreiging, die in samenhang met bestuurlijke vernieuwing onze democratie van nieuw elan kan voorzien. Hoe personen die nieuwe inhoudelijke elite gaan vormen, blijft voor een deel onbeantwoord in het boek.

Pels heeft gelijk als hij stelt dat de personendemocratie er nu eenmaal is en dat we haar beter kunnen omarmen dan verwerpen. Maar hij gaat verder. De wisselwerkings- en personendemocratie worden in Het volk bestaat niet gezien als happy end. Een combinatie tussen de juiste personen en de juiste checks and balances komt de democratie überhaupt ten goede. Die problematische vooronderstelling ligt aan zijn boek ten grondslag.

Vanuit een democratische grondgedachte is bestuurlijke vernieuwing iets moois. Dat Nederlandse aberraties zoals het niet hebben van een gekozen burgemeester zo snel mogelijk moeten worden aangepakt, is een overtuiging waarin Pels gelukkig lang niet alleen in staat. Maar is er ook een causaal verband tussen meer directe democratie, het verlevendigen van de democratie en het indammen van populisme?

Zijn veranderingen in het politieke systeem een manier om de interactie tussen 'burger' en 'politiek' te versterken en de democratie een 'zetje in de rug' te geven? In de referenda die de afgelopen jaren in Nederland zijn georganiseerd is de opkomst vrijwel zonder uitzondering laag en vertonen maar weinig burgers animo om van hun stemrecht gebruik te maken.

Pels heeft een oplossing voor democratische verlevendiging bedacht waarvan onduidelijk is of die ook beantwoordt aan de wensen van 'het volk' - dat volgens Pels overigens niet bestaat maar structureel eenduidig wordt aangehaald in zijn boek.

Pels heeft in zijn zoektocht naar het verlevendigen van de democratie onvoldoende gekeken naar experimenten met democratische vernieuwing in andere landen. Het zwaarder laten wegen van voorkeursstemmen, gekozen burgemeesters, experimenten met directe democratie: op meerdere plaatsen zijn dergelijke vernieuwingen al ingevoerd. Uit andere landen blijkt dat bestuurlijke vernieuwing gepaard gaan met soms onvoorziene trade-offs. Deze worden in dit boek niet in kaart gebracht, waardoor het oordeel over directe democratie eenzijdig positief is.

Zo valt er op de effecten van referenda het nodige af te dingen. Vanwege de doorgaans lage opkomst, functioneert een referendum al snel als een vehikel waarmee een kleine minderheid voor de meerderheid beslist. Neem bijvoorbeeld Californië, waar het bindend referendum is verworden tot een machtsmiddel van grote corporaties, die met vijf procent van de stemmen wetgeving ten eigen faveure weten vast te leggen.

Ook zijn in Californië diverse wetten aangenomen die dermate haaks op elkaar staan dat belangrijke public goods als overheidssubsidies voor scholing het onderspit hebben gedolven. Hier wordt de elite dus niet 'in toom gehouden' maar wordt de democratie uitgehold.

Ook als het gaat om het centraal stellen van inhoudelijke politiek is directe democratie niet altijd een panacee. Neem bijvoorbeeld Finland. Het volledig open Finse proportionele systeem laat de kiezer bepalen op welke plek de politicus eindigt op de lijst. Het grote voordeel hiervan is dat de kiezer een veel groter gewicht heeft bij het bepalen van de volgorde van de partijlijst en dat onpopulaire politici gemakkelijker zakken of uit het parlement kunnen worden gestemd.

Een significant nadeel is dat politici veel meer tijd kwijt zijn aan hun persoonlijke campagne en de vierjaarlijkse verkiezingsstoelendans. En minder aan het politieke handwerk en de politieke inhoud, wetgeving en beleid toekomen. Ook vereist dit extra wetgeving om te voorkomen dat mensen met veel geld onevenredig veel middelen hebben voor een persoonlijke campagne – waardoor het gelijke speelveld tussen verkiesbare politici verdwijnt, zoals in landen als Indonesië het geval is.

De inhoud en directe democratie kunnen op gespannen voet met elkaar staan. Dit verhoudt zich moeizaam tot de centrale boodschap in het boek van Pels: dat 'de politieke elite' ideologisch en inhoudelijk juist veel meer het voortouw moet nemen en op inhoud meer ideeën moet ontwikkelen dan nu het geval is.

Zoals hierboven beschreven leidt directe democratie niet noodzakelijk tot de meer inhoudelijke politiek die Pels voorstaat. Hij lijkt iets hiervan zelf ook in te zien, want hij beschouwt de wisselwerkingsdemocratie als onderdeel van een breder pakket. Pels zoekt de samenhang in een meer personalistische politiek. De personendemocratie kan politici volgens Pels helpen om die (ideologische) voortrekkersrol op te pakken die nodig is om de politiek van meer inhoud te voorzien.

De nadruk die Pels legt op personen leidt tot een kip-ei vraag over vorm en inhoud. Gaat het om de personen of om het verhaal? Volgens Pels zijn het bij uitstek personen die een verhaal kunnen brengen, beter dan zoiets abstracts als een partij. Hij gaat uitgebreid in op het fenomeen Pim Fortuyn en op de rol van charisma in de politiek. Maar zoals Peter Kanne in zijn boek Gedoogdemocratie: Heeft stemmen eigenlijk wel zin? terecht opmerkt, was Fortuyn 'zeker de juiste man op de juiste plaats. Maar vooral ook met het juiste verhaal'.

Na Fortuyn was er Wilders. Als Wilders er niet was geweest, was er dan wel of niet iemand anders geweest met datzelfde verhaal? Kortom, de kip-ei vraag is of het hebben van dat 'andere verhaal' een noodzakelijke voorwaarde is voor de opkomst van het rechtspopulisme in Nederland, of dat de 'charismatische persoonlijkheid' van Wilders en Fortuyn dat was. Pels koppelt het inhoudelijke verhaal als vanzelfsprekend aan de persoon en juist daarom blijft er na het lezen van zijn betoog een sluimerend onbehagen hangen.

In hoeverre ontstijgt het inhoudelijke verhaal de persoon en is de persoon een vehikel om inhoud over te brengen, en in hoeverre vinden kiezers dat verhaal al dan niet belangrijker of even belangrijk als de persoon? Als de persoon er is om een politiek inhoudelijk verhaal over het voetlicht te brengen, gaat het dan niet juist om dat laatste, om de inhoud? Doet die vorm, de 'elite', er dan echt zoveel toe? Of is het vooral een fijne provocatie om die zo te benoemen, bij gebrek aan een echte onderbouwing?

Tenslotte: als de persoon zo cruciaal is, hoe moet die personendemocratie dan worden gestimuleerd? Het blijft onduidelijk hoe het ideaalbeeld van een inhoudelijke directe personendemocratie werkelijkheid moet worden. Het volk bestaat niet blijft hangen in theorie over het persoonlijke in de politiek, maar wordt te weinig concreet.

Het eigen verhaal

 Peter Kanne is somberder over de staat van de democratie dan Pels en ziet een 'crisis van de politieke representatie.' De burger wordt volgens hem onvoldoende vertegenwoordigd door de politieke partijen. Volgens hem is de kloof tussen politiek en burgers groot – en dat is met name te wijten aan politieke partijen zelf.

De rol van partijen wordt niet bekeken in samenhang met het politieke systeem en de vertegenwoordigende democratie, zoals Pels dat doet. Kanne beschrijft uitvoerig de politiek van de afgelopen jaren en heeft als onderzoeker beschikking over interessante kiezersanalyses. Helaas gaat hij te uitvoerig in op het politieke Umfeld en te weinig op zijn eigen data, waardoor er tussen zijn conclusies aan het einde van zijn boek en het betoog dat hieraan vooraf gaat weinig verband lijkt te bestaan.

Kiezers hebben eigenlijk nauwelijks een keuze volgens Kanne, omdat er door de partijen geen goed verhaal wordt verteld. Kiezers willen volgens Kanne namelijk best voor een ideologisch samenhangend verhaal kiezen als dit wordt aangeboden. Maar dat is volgens hem nauwelijks het geval. Kanne ziet twee dingen die politieke partijen en de politieke elite kunnen doen om de kiezers die zich niet gerepresenteerd voelen terug te winnen: meebewegen met de kiezer of proberen kiezer voor zich te winnen.

Volgens Kanne is dat laatste erg moeilijk en hebben partijen de afgelopen tien jaar vooral voor het eerste gekozen. Kanne heeft goede adviezen voor politieke partijen die ter harte moeten worden genomen. Zo legt hij bloot dat partijen onvoldoende visie hebben, vaak niet consistent zijn, teveel draaien op standpunten (zonder goed verhaal), en dat er maar een beperkte relatie is tussen kiezerswil en regeringsbeleid. Verplicht leesvoer voor elke politieke partij.

Maar Kanne laat de lezer achter met een onuitgewerkte paradox. Hij verwijt partijen dat ze teveel naar de kiezer luisteren en onvoldoende een eigen verhaal uitdragen. Maar hij vindt ook dat kiezers onvoldoende vertegenwoordigd worden door partijen en dat partijen nog veel beter naar die kiezer moeten luisteren om de 'crisis van representatie' die er nu is op te kunnen lossen.

Kanne wil dat partijen een eigen verhaal uitdragen, maar dan wel een verhaal dat aansluit bij de kiezer zodat die zich weer gerepresenteerd voelt. Uit zijn onderzoek blijkt dat de kiezer overwegend economisch links en cultureel conservatief is, terwijl de meeste partijen of rechts en conservatief zijn, of links en progressief. Zie daar het representatieprobleem dat door de meeste partijen alleen kan worden opgelost door flink te schuiven op de culturele of economische as.

Alleen de PVV en SP scoren relatief goed als het gaat om de connectie met dat economisch linkse maar cultureel conservatieve kiezersaandeel. Om de crisis van representatie op te lossen zouden alle partijen meer op die twee flankpartijen moeten gaan lijken. Dat staat in schril contrast tot zijn oproep dat partijen juist een sterk eigen ideologisch verhaal moeten houden.

Kiezers willen zich volgens Kanne in een partij herkennen voordat ze zich gerepresenteerd voelen, ook al laat hij tegelijk zien dat sommige kiezers bewuste keuzes maken en soms op basis van een enkel standpunt voor een partij kiezen. Kanne heeft een idealistisch beeld van wat een politieke partij kan zijn. Met vrienden, partners en collega's zijn we het ook niet altijd eens, en om zoveel synergie tussen kiezer en partij te verwachten lijkt niet erg realistisch. Daarnaast pleit hij de kiezer onterecht vrij van enige schuld.

Veel kiezers zijn eenvoudigweg niet (zo) geïnteresseerd in de politiek - om ze uitsluitend als slachtoffer te presenteren is te gemakkelijk. Belangrijker in dit verband is dat partijen moeten mogen afwijken van wat de kiezer wil. Wat dat betreft heeft Pels een beter punt als het gaat om de voortrekkersrol die politici op zich zouden moeten nemen. Kiezers kunnen wel degelijk overtuigd worden, maar daarover later meer.

Uit Kanne's kiezersonderzoek komt naar voren dat het de kiezer om de inhoud gaat en niet om de personen. Een derde van de kiezers stemt op basis van ideologie, een derde op basis van programma en programmapunten en slechts een derde vindt de persoon belangrijk. Dat lijkt direct in tegenspraak met de personendemocratie van Pels.

In dat verband is het saillant dat uit Kanne's onderzoek blijkt dat juist bij GroenLinks het meest werd gestemd op basis van persoonlijke voorkeuren, namelijk op lijsttrekker Femke Halsema. Dat is een pluim voor Halsema, maar wijst er ook op dat GroenLinks het grote samenhangende verhaal wellicht onvoldoende over het voetlicht weet te brengen, of dat alleen Halsema daar in slaagde. Teveel ophangen aan een persoon maakt een partij kwetsbaar voor de politieke wisseling van de wacht en voor de stabiliteit van een partij.

Dat onderstreept het belang van het hebben van een consistent verhaal, naast het hebben van die aantrekkelijke leider. Het maakt ook inzichtelijk waarom GroenLinks het doorgaans moeilijk heeft na een leiderschapswissel – er zijn klaarblijkelijk weinig vaste kiezers die op basis van de inhoud op die partij stemmen.

Een nieuw boek?

 Alle kritiek ten spijt blijven er in beiden boeken twee belangrijke pleidooien overeind staan die meer aandacht verdienen. Want de oproep van Pels dat politici inhoudelijk veel meer het voortouw moeten nemen en meer ideeën moeten ontwikkelen snijdt hout. En ook de dringende adviezen van Kanne aan partijen om inhoudelijk consistent te blijven en meer het eigen verhaal en visie uit te dragen is van groot belang. Pels en Kanne vullen elkaar dus goed aan. Ik kijk uit naar een nieuw boek waarin beide visies samenkomen. Een suggestie voor een titel: Heeft stemmen eigenlijk wel zin als het volk niet bestaat?