Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om macht over de staat, toegang tot hulpbronnen en erkenning. Gewapende conflicten ontstaan zelden in maatschappijen waar democratische instituties stevige grondvesten hebben en effectief te werk gaan, waar de staat het monopolie op geweld heeft en er voor zorgt dat burgers toegang hebben tot basisvoorzieningen. Gewapende conflicten ontstaan in het algemeen in gebieden waar goed democratisch bestuur ontbreekt.

Werken aan duurzame vrede begint dus met het centraal plaatsen van democratisch bestuur, maar vooral bij het garanderen dat niet alleen de strijdende partijen aan tafel zitten. Het is noodzakelijk dat andere betrokkenen, die zich wellicht niet direct in het conflict hebben gemengd, en er misschien zelfs slachtoffer van zijn geworden ook vertegenwoordigd zijn aan de onderhandelingstafel. Anders bereik je geen duurzame oplossing en loop je zelfs het risico op een volgend conflict.

Om actoren in een conflict rond de tafel te krijgen moet er enige basis van vertrouwen zijn. Een wapenstilstand is daarbij het eerste doel dat moet worden bereikt. Dit soort onderhandelingen vereisen specifieke kennis op het gebied van mediation maar, zoals steeds vaker wordt erkend, ook van politieke actoren (politieke partijen in fragiele omgevingen). Er zijn vier elementen van groot belang om te komen tot duurzame vredesakkoorden en bestanden:

  1. Investeer, gedurende en ook ver na dat conflicten zijn beslecht, in vertrouwensopbouw. Slechts dan kun je verschillende actoren om de tafel krijgen. Interpersoonlijk vertrouwen tussen leiders is een eerste stap die er toe moet leiden dat er vertrouwen komt tussen de achterban van de kampen.
     
  2. Investeer in het omvormen van gewapende bewegingen naar politieke actoren. De militaire structuren van groepen die aan het gewapend conflict hebben deelgenomen zullen zich moeten omvormen naar politieke(of maatschappelijke) bewegingen die andere (vreedzamere) tactieken in gaan zetten om hun doelen te bereiken. Dit is noodzakelijk om effectief deel te kunnen nemen aan de opbouw van een gebied. In dit proces van omvorming moet rekening worden gehouden met de achtergrond en de ervaringen van elke groep.
     
  3. Verzeker dat akkoorden die worden gesloten een breed maatschappelijk draagvlak hebben. Alle groepen ( moeten zich kunnen herkennen in de akkoorden, niet slechts de strijdende partijen. Hiervoor moeten ook groepen die het slachtoffer zijn geworden van de strijd (vrouwen, jongeren, etnische minderheden) op het juiste niveau vertegenwoordigd zijn. Alle akkoorden moeten lokaal worden gedragen om te kunnen bijdragen aan inclusieve en duurzame vredes- en staatsopbouw.
     
  4. Parallel aan of na het bereiken van een akkoord ondersteunen de internationale gemeenschap en donoren vaak een waaier aan programma’s om te komen tot opbouw van staatsinstituties, hervormingen van het veiligheidsapparaat, demobilisering en ontwapening. Deze worden vaak met zeer uiteenlopende voorwaarden afgesloten, leiden vaak tot zogenaamde politieke trade-offs en bevatten meestal inconsistenties met de gemaakte akkoorden of overeenkomsten. Daarom is transparantie en coördinatie tussen donoren noodzakelijk om een ondermijnende werking tegen te gaan.

Bij deze elementen voor een duurzame oplossing van het conflict moet prominente aandacht zijn voor het investeren in onder meer dialogen tussen verschillende groepen (inclusief politieke partijen), economische programma’s die extreme armoede en uitsluiting aanpakken (zonder eventuele machtsongelijkheid daarmee te bestendigen of vergroten) en het versterken van capaciteiten van (politieke) bestuurders en vertegenwoordigers uit diverse geledingen.

Overigens is niet elk vredesakkoord een politiek akkoord en al helemaal geen grondwet. Deze stappen volgen vaak na de vredesakkoorden, en hierbij vinden we het al eerder normaal dat een brede vertegenwoordiging aan de onderhandelingstafel zit.

Vanuit een perspectief van goed bestuur bekeken zijn er (nog) geen recente interventies te noemen die succesvol hebben geleid tot volwaardige goedlopende democratieën, met lage scores op het gebied van corruptie, geweld en human development.[1] Wel hebben investeringen in goed bestuur op onderdelene tot succes geleid, onder meer de Nationale Agenda in Guatemala of de democratische transitie in Ghana.

Maar over het geheel genomen lijden ook die landen nog steeds onder de gevolgen van geweld en ongelijkheid die hen ooit trof. Reden voor het ontbreken van succesverhalen is dan ook dat het om langetermijnprocessen gaat die structurele veranderingen in sociale structuren vereisen in gedrag van actoren, wetgevende en institutionele systemen en machtsstructuren.

Al het bovenstaande ten spijt geldt ook hier dat voorkomen beter is dan genezen. Investeren in sterkere politieke en staatsinstituties (in democratische opbouw) kost op de lange termijn minder dan het trachten te bereiken van vrede, stabiliteit en ontwikkeling na een conflict.

Wat hebben we van de politiek nodig

Meer inzet van de regering op goed bestuur is nodig. Binnen de OS-agenda van het ministerie van Buitenlandse Zaken is het nu een zogenaamd dwarsdoorsnijdend thema, maar krijgt het niet de aandacht (noch middelen) die het behoeft om een effectieve bijdrage te leveren aan het oplossen van zwakke instituties (inclusief politieke partijen). Ik zou willen pleiten om van goed bestuur een randvoorwaarden-scheppend thema te maken. Inzet op en financiering van andere thema’s zal nooit tot duurzame resultaten leiden als niet meer wordt geïnvesteerd in het creëren van sterkere staats- en politieke instituties in landen die (potentieel) fragiel of door conflict getroffen zijn.

Draag die keuze voor het thema op een consistente wijze uit en maak hem ook consequent inzet bij onderhandelingen op het gebied van interventies. Besteed daarnaast binnen dat thema meer aandacht aan de rol van politieke partijen uit regering en oppositie. Zij leveren de mensen die landen, regio’s en gemeenten moeten besturen. Deze organisaties versterken en zorgen dat ze door middel van dialoog op een vreedzame wijze compromissen met elkaar kunnen sluiten is investeren in vrede, veiligheid en ontwikkeling.

Wat betreft het buitenlands en defensiebeleid, is aandacht voor drie zaken belangrijk. Ten eerste een stevige analyse vanuit de 3D-benadering (diplomacy, defence, development). Zorg dat je altijd een helder beeld hebt ten aanzien van (potentiële) conflicten, vanuit diverse standpunten en zienswijzen. Alleen dan kun je goed geïnformeerde keuzes maken en die keuzes ook inzet van onderhandelingen maken.

Ten tweede een analyse van de geopolitieke verstrengelingen van hedendaagse conflicten. Turkije en Qatar bijvoorbeeld steunen gewapende groepen in onder meer Libië. Egypte heeft zich inmiddels met steun aan de andere zijde in dit conflict gemengd. Ook ISIS krijgt veel steun vanuit verschillende Arabische regeringen. We stappen in een missie om ISIS te bestrijden, maar doen we genoeg om te voorkomen dat ISIS die internationale steun krijgt?

Ten slotte moet aangedrongen worden op een sterkere internationale agenda op goed bestuur (de New Deal for Peace is een goed begin). Besteed meer aandacht aan het overtuigen van internationale organisaties en andere donoren dat er niet alleen in de veiligheidsagenda moet worden geïnvesteerd, maar dat die agenda moet worden gecompleteerd met langdurige investeringen in goed bestuur, het terugdringen van ongelijkheid en een stevige staats- en politieke instituties.

Dit betekent ook dat goed bestuur een prominentere plaats krijgt in vredesprocessen en operaties en dat een zo breed mogelijk pallet aan lokale betrokkenen een plaats aan tafel krijgen. Dat kost meer moeite, inzet en geld gedurende die fase, maar levert meer stabiliteit op en is op de lange termijn goedkoper.

Nederlandse politieke partijen hebben een grotere analysecapaciteit nodig om deze zaken te kunnen realiseren vanuit het parlement. De wijze waarop GroenLinks deze discussie nu voert leidt hopelijk tot een vergroting van de inzet van de partij op die capaciteit en het betrekken van externe actoren. Als andere partijen dat ook doen, en ze een netwerk opbouwen en tot hun beschikking hebben dat dan zou dat kunnen leiden tot beter geïnformeerde keuzes en afwegingen bij het besluiten tot interventies, maar ook bij het voorkomen ervan.

Als goed bestuur als thema niet zo controversieel is als steun aan militaire interventies is het voor GroenLinks wellicht raadzaam grotere en meer substantiële steun aan het thema consequent in te zetten als harde eis voor steun aan militaire interventies. Alleen zo kun je ook over tien jaar hard maken dat je niet alleen hebt bijgedragen aan stabilisatie van conflicten, maar ook aan het op lange termijn voorkomen ervan.

Dit is de geschreven bijdrage van Pepijn Gerrits aan de expertmeeting over militaire interventies op 30 oktober jongstleden. Een verslag van de expertmeeting militaire interventies, georganiseerd door de internationale werkgroepen van GroenLinks, vindt u hier.

Voetnoten 

  1. Hierbij zijn cases als Zuid-Korea, en landen die door EU-toetreding van autocratieën naar democratieën zijn getransformeerd (Spanje, Griekenland, Portugal en de landen van het voormalige “Oostblok”) buiten beschouwing gelaten.