De individualist Louis en de communitarist Loach zijn het opvallend vaak eens en vullen elkaar gretig aan. Maar wanneer het over fabrieksarbeid gaat, scheiden hun wegen. Louis, zoon van een fabrieksarbeider, keert zich tegen personen die zeggen “We moeten onze fabrieken en onze banen redden”. Hij zegt het niemand toe te wensen om in een fabriek te moeten werken.

“Ik heb gezien hoe mensen zich lichamelijk kapot hebben gewerkt op een manier die voor mij achterhaald is”. Loach is het met hem eens dat “niemand werk [wil] doen dat gevaarlijk of smerig is, of naar een vorm van uitbuiting neigt.” Echter, hij wijst ook op de toegevoegde waarde van werk, zoals maatschappelijk willen bijdragen, het gevoel ertoe te doen, op trots en zelfvertrouwen.

Wie heeft gelijk?

In 1972 portretteerde socioloog Abram de Swaan zes Nederlandse fabrieksarbeiders: een pannendraaier, een inpakster, een nylonstrekker, een ponstypiste, een kabelvlechter en een plaatperser. De titel van het boek Een boterham met tevredenheid is slechts een deel van het beeld dat naar voren komt.

De Swaan concludeert enerzijds dat fabrieksarbeiders in het westen welstand hebben bereikt. Voldoende loon (mits aangevuld door overwerk, nachtwerk, ploegendiensten en prestatiepremies) en sociale arrangementen verdreven honger en gaven toegang tot consumptiegoederen. Anderzijds spreekt hij van ‘arbeidsonlusten’ als het het werk zelf betreft. Eentonig werk leidt tot afstomping, er is sprake van ontmenselijking en uitbuiting, het ziekteverzuim is hoog en gelijkwaardigheid is ver te zoeken – zo staan vrouwelijke arbeiders onderaan de ladder.

Nu, vijftig jaar later, zou er een vervolg moeten komen op De Swaan’s boek. In welke mate zijn de boterhammen van fabrieksarbeiders tegenwoordig belegd met tevredenheid? Er zijn aanwijzingen dat de situatie is omgedraaid: terwijl het werk zelf over het algemeen is verbeterd, is de relatieve welstand afgenomen. Technologische innovaties hebben het werk fysiek minder zwaar gemaakt, er worden minder nachtdiensten gedraaid, en werkzaamheden zijn veiliger, afwisselender en socialer geworden (zie onder andere deze UWV-factsheet).

“ In welke mate zijn de boterhammen van fabrieksarbeiders tegenwoordig belegd met tevredenheid? ”

Tegelijkertijd is bekend dat fabrieksarbeid gemiddeld tien euro per uur minder verdient dan het gemiddelde uurloon – en bedenk daarbij dat de koopkracht achterloopt op inkomen. Bovendien lopen de lonen steeds meer uit de pas ten opzichte van de productiviteitsgroei (zie dit bericht) en neemt de inkomensongelijkheid binnen bedrijven toe – in de industrie verdient de top bijna tien keer zoveel als de werknemer (zie hier).

Het is een deel van de verklaring waarom het aantal vacatures in de industrie toeneemt en maar liefst twintig procent van de werkgevers moeite heeft om personeel te vinden.

Groene banen

Zoals in onze publicatie Groene Industriepolitiek is te lezen, werken momenteel 120 duizend mensen in de zware basisindustrie. Als de vervuilende industrie verdwijnt door de energietransitie, gaat dat gepaard met regionale werkloosheid in de gebieden waar de fabrieken staan. Louis beschouwt dat vermoedelijk als een positieve ontwikkeling. Vanwege de arbeidsomstandigheden ziet hij de fabrieken immers bij voorkeur sluiten en hij wil niet dat banen van fabrieksarbeiders worden gered.

Ik zie dat anders: nieuwe, groene banen moeten in de plaats komen van het huidige aanbod. Deze verandering gaat echter gepaard met nieuwe taken en vaardigheden. Om mee te kunnen komen, moeten huidige fabrieksarbeiders worden om- en bijgeschoold. Maar de voorspelde arbeidstekorten in de groene industrie vragen ook om flinke investeringen in nieuwe aanwas.

Het is een gezamenlijke opdracht van de ‘polderdriehoek’ – werkgeversorganisaties, vakbonden en overheid - om ervoor te zorgen dat de toekomstige groene fabrieksarbeiders hun boterhammen beleggen met tevredenheid. Het heden en verleden leren ons dat dat vraagt om een combinatie van goede omstandigheden en goed betaald werk. Maar het vraagt ook om empathie. Want, in gedachte Loach, kan baanverlies een deuk slaan in het gevoel ertoe te doen, in trots en in zelfvertrouwen.

De komende maanden werkt het Wetenschappelijk Bureau aan een nieuw project, met het doel om een visie te formuleren op werkgelegenheid in de energietransitie - een project waar onze ‘rode’ en ‘groene’ idealen samenkomen. Net als De Swaan geven we daarin een gezicht aan de mensen om wie het gaat.