Het tonen van grote oplettendheid, veerkracht, flexibiliteit, snelheid en slagvaardigheid vormt naar zijn idee de basis van het voeren van een succesvol beleid op zo ongeveer alle terreinen van de politiek. Deze kwaliteiten zijn de ideale eigenschappen van een politicus die de macht wil veroveren, dan wel die macht wenst te behouden.
Tot de hoogste eigenschappen behoort volgens Machiavelli ook dat een politiek leider feilloos moet aanvoelen in welke precieze gevallen het uitstellen van handelen of juist heel krachtdadig ingrijpen het meest raadzaam is. Dit zal in de praktijk altijd afhankelijk zijn van de op dat moment geldende omstandigheden, de machts- en geweldmiddelen waarover een politiek leider (en zijn tegenstanders) kunnen beschikken en de concrete machtsverhoudingen binnen de staat.
Een cruciaal onderdeel van Machiavelli’s denken is dat een – al dan niet democratisch gekozen – politieke leider altijd optimaal geïnformeerd dient te zijn en op tijd moet anticiperen op maatschappelijke problemen, misstanden en gevaren. De politici dienen uitstekend ‘getimed’ in te grijpen en zullen moeten kiezen voor proportioneel handelen (Machiavelli 1976, 95-99). Volgens hem moet in het politieke bedrijf, of het nu ging om zijn geliefde stadstaat Florence of welke staatsorganisatie dan ook, een juiste verhouding bestaan tussen de gehanteerde beleidsmiddelen en de nagestreefde doeleinden.
Machiavelli onderstreept het kardinale belang van het permanent leren van eerder gemaakte inschattings- en beoordelingsfouten. Mensen zijn nu eenmaal feilbaar en zullen niet onder alle omstandigheden foutloos kunnen oordelen en handelen. Door het toeslaan van het wispelturige noodlot (Fortuna), de imperfecte kennis van de omstandigheden en de invloed van menselijke emoties en passies op de besluitvorming, blijven er altijd onvoorziene tegenslagen en neveneffecten op de loer liggen (zie ook De Geus 2015, 31-34).
Machiavelli wijst op de harde vereiste van het onophoudelijk bijstellen van strategieën en beleidsdoeleinden op basis van veranderende situaties en de zich nieuw ontwikkelende intellectuele inzichten. Wie – zoals een partij als GroenLinks – streeft naar een snelle verduurzaming van de maatschappij en economie, en een doeltreffende klimaatbescherming wil realiseren, zal deze algemene organisatorische uitgangspunten van Machiavelli moeten respecteren.
Vaak wordt over het hoofd gezien dat Machiavelli’s boodschap niet alleen relevant is voor groene politieke leiders, maar dat zijn inzichten ook waardevol zijn voor gewone, democratisch ingestelde en milieubezorgde burgers. Ook zij dienen zich systematisch te informeren en permanent te leren van eerder gemaakte fouten. Voor hen geldt eveneens dat zij de urgentie moeten leren inzien van alert zijn, scherp opletten of de leidende (democratisch gekozen) politici het ‘algemene belang’ van het behoud van onze planeet aarde wel voldoende in het oog houden. En zij zullen overtuigd dienen te raken van de onvermijdelijkheid om onder alle omstandigheden ook op het gebied van milieu, natuur en klimaat met creativiteit, buigzaamheid, lenigheid en souplesse te handelen en het beleid te implementeren.
Onzekerheid
Wat is een kerndilemma voor de moderne liberaal democratische staat in het licht van het debat over verduurzaming en het bestrijden van klimaatverandering? De liberaal-democratische overheid staat voor de taak om op basis van ruwe inschattingen en een groot aantal statistische onzekerheden een werkzaam duurzaamheids- en klimaatbeleid voor de langere termijn te ontwikkelen. Dit klimaatbeleid zal hoge financiële investeringen vergen, hoogstwaarschijnlijk tal van onaangename, onwelgevallige en beperkende beleidsmaatregelen voor de burgers en ondernemingen inhouden. Daarnaast zullen de uitkomsten van het beleid voor een substantieel deel onvoorspelbaar zijn.
Wat in deze problematiek een essentiële rol speelt, zijn volgens de ‘cultural theory’ van onder andere Schwartz en Thompson de veronderstellingen over de kwetsbaarheid of robuustheid van milieu, natuur en het klimaatsysteem. Wanneer men bijvoorbeeld het klimaatsysteem opvat als een buitengewoon gecompliceerd samenstel van kwetsbare evenwichten, zal men eerder aannemen dat relatief kleinschalige veranderingen op onderdelen een sterke doorwerking kunnen hebben. Wanneer men echter het klimaat als een bijzonder dynamisch en robuust systeem met een hoog incasseringsvermogen beschouwt, zal er eerder een vertrouwen bestaan in het vermogen van het wereldklimaatsysteem om weer ‘op of terug’ te veren (als een soort springveer die naar zijn oude staat terugkeert) en zich te herstellen van alle toegebrachte schade (ook De Geus 2015, 76-77).
Waar dit in de praktijk op neerkomt, is dat het onhaalbaar is om essentiële politieke keuzes, beslissingen en beleidsmaatregelen op het vlak van milieu, natuur en klimaat onomstotelijk te staven op grond van keihard toetsbare, wetenschappelijk onderbouwde feiten. Bij duurzaamheidskwesties doet zich bovendien de complicatie voor dat de ‘perceptie’ die de verantwoordelijke politici en andere beleidsmakers zoals ambtenaren en adviseurs hebben van de risico’s, onzekerheden en gevaren een doorslaggevende rol speelt.
Dit leidt tot meerdere complicaties. Met welke onzekerheidsmarges dient bij het klimaatbeleid te worden gewerkt? In hoeverre kan worden ingeschat of bepaalde relevante factoren, grootheden of causale relaties over het hoofd worden gezien of onjuist worden geïnterpreteerd? En hoe groot is de mogelijkheid dat bepaalde vormen van risico en onzekerheid voor de natuurlijke leefomgeving door de deskundigen volkomen verkeerd worden berekend? Voorbeelden hiervan liggen op het vlak van de absorptiecapaciteit van CO2-uitstoot door de wereldoceanen, de rol van grote zeestromen (denk aan El Niño en La Niña) en de invloed van atmosferische circulatie en weersystemen.
Het Intergovernmental Panel on Climate Change stelt dat om een gevaarlijke en mogelijk onomkeerbare klimaatverandering tegen te gaan, het aantal deeltjes CO2 in de dampkring van de aarde beperkt moet blijven tot 450 ppm (parts per million) Alleen onder deze omstandigheden kan volgens het IPCC het riskant geachte scenario worden vermeden dat de gemiddelde temperatuur op onze aarde met meer dan 2 graden Celsius stijgt (IPCC 2014). Ook in deze situatie blijven er echter volgens kritische klimaatonderzoekers zoals James E. Hansen talloze onzekerheden en onvoorspelbare risico’s en gevaren bestaan.
Bijsturen
De Amerikaanse politicoloog Aaron Wildavsky beredeneerde in zijn Searching for Safety (1988) dat er in het geval van het bestaan van hoge onzekerheden voor overheden en ondernemingen in beginsel twee denkbare beleidsstrategieën ter beschikking staan. De eerste is die van ‘anticiperen’: het eenvoudigweg ervoor zorgen dat de gevreesde milieu-, natuur- of klimaatproblemen of andere catastrofes zich niet in de toekomst kunnen gaan voordoen. Zeker wanneer het gaat om risico’s met vergaande, langdurige en mogelijk ‘onomkeerbare’ consequenties, ligt het kiezen voor een anticiperende en risicomijdende strategie sterk voor de hand.
Wanneer de te verwachten negatieve consequenties van milieu-, natuur- en klimaatproblemen relatief beperkt lijken, kunnen overheden en ondernemingen echter ook de keuze laten vallen op het principe van ’veerkracht’ (resilience). In dat laatste geval wordt vertrouwen gesteld in het intelligente en adaptieve leervermogen van de overheid en het bedrijfsleven, en de capaciteit om een beleidsstrategie of genomen maatregel achteraf aan te kunnen passen en bij te sturen. Er wordt dan op basis van een veelal ongemakkelijk proces van trial and error geleerd, door het opdoen van praktijkervaring, het ontwikkelen van protocollen en scenario’s, en het vroegtijdig leren bijsturen van tijdens de rit geconstateerde negatieve effecten.
In feite is er in deze laatste situatie sprake van een langdurend ‘experimenteerproces’ dat is gericht op een ecologische verduurzaming van de maatschappij, cultuur en economie en het stapsgewijs veranderen van de dagelijkse levensstijlen van de staatsburgers. Bij deze beleidsstrategie wordt getracht om het leefomgevingsbeleid op te zetten als een voortdurend ‘leerproces’ voor de betrokken burgers, de liberaal-democratische overheid, het bedrijfsleven en andere betrokkenen, zoals maatschappelijke organisaties en actiegroepen.