De Amerikaans-Nederlandse sociologe Saskia Sassen is een globetrotter: ze groeide op in Argentinië, Italië en Frankrijk. Tegenwoordig woont ze zowel in Londen als in Chicago. Het wekt dan ook geen verbazing dat veel van haar onderzoek over globalisering gaat, in het bijzonder over de lotgevallen van steden in dat proces. Sassen schetst een zich aldoor vernauwende wereld, waar steeds minder mensen en plaatsen ertoe doen.

Aanvankelijk is dat vooral in economische zin, maar vervolgens ook in sociale en morele zin. Dit is een bruut en gewelddadig proces, dat ze in haar laatste boek Expulsions. Brutality and Complexity in the Global Economy theoretisch onderbouwt en met veel cijfermateriaal illustreert.

U gebruikt het begrip onzichtbaarheid. Wat houdt dat in?

“Meestal wordt onze tijd getypeerd met de woorden crisis en ongelijkheid. Beide zijn uitermate belangrijk, maar ze voldoen wat mij betreft niet. Crisis zit ingebakken in het kapitalisme; dat biedt dus geen voldoende verklaring voor onze huidige situatie. Gelijkheid gaat over de verdeling. Het is een beschrijving van wat er gebeurt, maar geen verklaring.

Vandaag zien we de scherpe randen van het systeem almaar toenemen. Onder een scherpe rand versta ik het moment dat gewone, vertrouwde situaties extreme trekken aannemen. Zo extreem dat de middelen waarmee we gewoonlijk de toestand van onze samenleving meten, ze niet meer waarnemen. Ze vallen buiten de categorieën van onze statistieken. In die zin worden ze onzichtbaar.

Neem bijvoorbeeld de mededeling van het IMF en de ECB in januari 2013, dat het met Griekenland weer de goede kant opging. Hoe kwamen ze daarbij? Ze gingen af op cijfers over winst van bedrijven, export enzovoort, maar in hun metingen kwam zo’n dertig procent van de Griekse werkende bevolking helemaal niet voor, al die kleine bedrijfjes wiens eigenaren zelfmoord gepleegd hadden, of formeel bankroet waren.

Dat verdwijningsproces uit de cijfers noem ik wel economische zuivering, naar analogie van etnische zuivering. Die blijft buiten beeld als je alleen spreekt van crisis en ongelijkheid. Ook de enorme vernietiging van het milieu wordt meestal niet meegeteld bij dit soort economische rapporten. Al die plaatsen die we geheel hebben uitgeput, waardoor ze in feite dood zijn.

We zouden kaarten moeten ophangen in de kleuterscholen, al die plekken aanwijzen en zeggen: ‘Kijk kinderen, dat hebben pappa en mamma gedaan!’ De ironie is natuurlijk dat de meesten van ons op prachtige plekken wonen. Ik liep vandaag door Utrecht en ik denk dat het mooier is dan het in eeuwen is geweest. Dat soort dingen draagt ook bij aan de onzichtbaarheid.”

Hoe verhoudt zich die onzichtbaarheid tot de globalisering?

“De idee van globalisering suggereert het tegenovergestelde, namelijk dat iedereen met elkaar verbonden is. Het geeft individuen toegang tot een veel grotere zone dan voorheen, fysiek, digitaal, door reizen en toerisme. In werkelijkheid is er minder ruimte beschikbaar: minder land waar voedsel op kan worden verbouwd, minder schoon water, minder lucht om in te ademen.

Ondanks globalisering gaan we nog uit van landsgrenzen als markering van ons gebied, maar het gebied van de meeste naties is gekrompen. In veel landen zijn hele delen niet meer bruikbaar, bijvoorbeeld door milieuschade. Maar je ziet het ook in de steden: denk aan al die wijken die verlaten zijn doordat mensen uit hun huis gezet zijn omdat ze de hypotheek niet meer konden betalen. Niemand komt daar meer."

“ Veel mensen worden economisch afgeschreven en daardoor in veel metingen onzichtbaar ”

"En de mensen die het betreft hebben geen waarde meer als consument, die hebben dus economisch ook afgedaan. Bovendien wordt consumptie steeds minder belangrijk bij het produceren van economische waarde; heel veel mensen worden daardoor economisch afgeschreven en daardoor in veel metingen onzichtbaar.

Een ander element is dat onze regeringen armer zijn geworden en over minder middelen beschikken om aan deze situatie iets te doen. Veel van het gemeenschapsgeld is naar de private sector overgeheveld. En multinationale bedrijven die veel schade aanrichten, zijn extreem rijk en gaan onbelemmerd hun gang. Op allerlei verschillende manieren hebben we dus te maken met een gekrompen wereld.

Dat proces gaat nog steeds door. Veel landbouwgrond waar we nog altijd gebruik van maken is stervende. We weten dat de temperatuur van veel grond te hoog is en dat is een signaal. In Nederland valt dit allemaal nog wel mee, behalve misschien wat er gaande is in Groningen als gevolg van de gasboringen.”

Wat zegt dat over de waarde van al die dingen, mensen, plaatsen?

“Alles en iedereen wordt gereduceerd tot gebruikswaar. Kijk, tijdens het kolonialisme maakten de westerse landen ruzie over wie welke kolonie in bezit had en welke beschavingsmissie de beste was. Nu maakt dat niet meer uit. China gaat ergens heen, gebruikt alleen datgene in het land wat het nodig heeft en vertrekt. In de rest is het niet geïnteresseerd. Het kan ze niet schelen of ze een complexe structuur na een paar jaar voor dood achterlaten. Je kan het een nieuwe vorm van imperialisme noemen. Macht wordt hierbij ingezet om op actieve wijze zones van verbanning te creëren. Want ze zijn onleefbaar geworden.

We hebben dus te maken met extreme uitsluiting op allerlei niveaus: sociaal, economisch, geografisch en natuurlijk. Kijk bijvoorbeeld naar zwarte getto’s in de steden; het zijn niet meer simpelweg no go-gebieden, ze zijn nu geheel afgeschreven, en dat geldt ook voor de mensen. In het oude systeem waren ze nog interessant als goedkope werkkrachten, maar nu heeft de economie ze niet meer nodig. Het enige waar de jonge zwarte mannen nog voor worden gebruikt is het vullen van de gevangenissen. Om een privégevangenis winstgevend te maken heb je immers lichamen nodig die de bedden vullen. Zo extreem is het.”

Als democratie gaat over mensen een stem geven en ze zo zichtbaar maken, wat zegt uw verhaal over de krimpende wereld dan over democratie?

“In de eerste plaats is de rol van de staat gekrompen door privatisering en deregulering. Het gevolg is dat de wetgevende macht geen grip meer heeft op vele sectoren. Door bijvoorbeeld de telecomsector te liberaliseren, hol je in feite de functie van het parlement uit.

De uitvoerende macht, de regering, wint wel macht, maar dat noem ik ironische macht. Door de regulering van de private sector en de semipublieke sector is de staat belangrijk geworden voor het opstellen van verdragen, contracten en regelgeving. Want de privésector heeft behoefte aan allerlei regelingen. Hij heeft de staat nodig om wetten te kunnen aanpassen.

Dus de staat lijkt belangrijker, want de uitvoerende tak krijgt meer macht, maar de politieke functie van de staat boet juist aan macht in. Vooral omdat de staat zelf met de ogen van het bedrijfsleven naar de samenleving gaat kijken door het gebrek aan afstand tussen beide. Het resultaat is dat we geen goed functionerende liberale staat meer hebben.”

Kan een tegenbeweging nog iets bereiken, als mensen geen economische machtspositie meer hebben?

“Een emancipatiebeweging zoals we die in de jaren zeventig kenden, zie ik nu niet meer zo snel iets tot stand brengen. We weten ook dat veel leiders van vroegere verzetsbewegingen later corrupt en gewelddadig geworden zijn. Dus… meer dan om de beweging, gaat het om het gebaar. Een voorbeeld is de manier waarop Morales in Bolivia een hele bevolkingsgroep die onzichtbaar was erkenning heeft gegeven. Maar er zijn niet veel van dit soort voorbeelden.

Ik zie wel mensen en groepen die zeggen: we doen het zelf wel, we maken ons eigen brood, onze eigen energie, enzovoort. Mensen willen op hun eigen manier overleven. Ze zijn pragmatisch. Maar er wordt niet serieus gekeken hoe ons systeem werkt en wat de alternatieven zijn."

“ De gevestigde systemen zijn te machtig en te complex voor een tegenbeweging, maar je kunt ze hier en daar onderuit halen, zeg maar hacken ”

"Hacking Habitat komt met de gedachte van hacken; dat spreekt me wel aan. Je komt er niet met één tegenbeweging of één vuist, daarvoor zijn de gevestigde systemen te machtig en te complex. Je kunt ze hier en daar onderuithalen, je kunt lekken creëren en zichtbaar maken wat verdonkeremaand wordt.”

Speelt het gebrek aan vertrouwen in de politiek hier ook een rol?

“Absoluut! En denk aan de armoede van onze politieke taal. Dat is een belangrijk punt: we hebben een nieuwe taal nodig die de huidige werkelijkheid beschrijft. Het oude linkse vocabulaire voldoet niet meer. Aan de andere kant worden immigranten als de vijand neergezet, tegenover mensen met lage inkomens; er worden horizontale conflictlijnen gecreëerd en de verticale verdwijnen geheel uit zicht.

Dat is een tragedie, dat is de armoede van de politieke taal ten voeten uit. Wij hebben als middenklasse geprofiteerd van het keynesiaanse kapitalisme, maar we hebben daar niet voor gevochten. Dus we gedragen ons als consumenten. We houden ons niet meer bezig met strijd, we houden ons bezig met klagen en daar is niets politieks aan. De vraag is dus: hoe trekken we de politieke regie weer naar ons toe? Daarvoor is in eerste plaats een nieuwe taal nodig.

Een oude politiek term die we opnieuw zouden kunnen gebruiken is verbanning. Zo gebeurde het heel vroeger, je werd uit de gemeenschap gestoten, waardoor je in sociaal opzicht niet meer bestond. Dat leidde vaak ook tot de fysieke dood. Dat zien we nu ook, maar dan op microniveau. Jongeren uit migrantenfamilies worden uitgestoten. En waar kunnen ze nog heen? Vandaag heb je niet veel keuze, behalve IS. Gevangenissen kun je ook als zones van verbanning beschouwen. Plaatsen waar mensen zijn die er niet meer toe doen. Politiek gezien is er dus een probleem van representatie. We hebben taal nodig om het grote politieke landschap te benoemen.”

Kunnen kunstenaars hieraan een bijdrage leveren?

“Niet alleen kunstenaars, ook wetenschappers en anderen. Maar kunstenaars beschikken wel over een belangrijke voorwaarde, namelijk vrijheid, in de zin van emancipatoire autonomie. Daardoor zien ze meer en kijken ze anders. Kunst kan zichtbaar maken wat uit beeld is geraakt.

Wij hebben bijvoorbeeld eens een tentoonstelling georganiseerd in het Museum voor Moderne Kunst in New York, waar een kunstenaar liet zien wat het betekent om als naaister in een sweatshop te werken. Ze zat in de etalage te naaien en ging alleen weg om te slapen, slechts een paar uur per nacht. Op dezelfde manier zijn er tentoonstellingen die laten zien wat het betekent om dakloos te zijn.

Kunstenaars, vooral de meer activistische kunstenaars, spelen een belangrijke rol in het creëren van vrijplaatsen, waar alternatieven kunnen worden bedacht en uitgeprobeerd. En opvallend genoeg doen ze dat juist vaak op die plaatsen die door het systeem zijn afgeschreven, in de verbannen zones dus. Die maken zo weer zichtbaar.”

Met dank aan Sophie Lauwers