Steeds meer mensen beginnen bij al het halleluja over 'eigen kracht' en 'meedoen' een onbehaaglijk gevoel te krijgen. Zij vrezen dat het in deze tijden van bezuinigingen uiteindelijk de rechten van kwetsbare mensen op fatsoenlijke zorg ondermijnt, omdat het hen terugwerpt op een eigen verantwoordelijkheid die ze niet kunnen dragen. De gestage opkomst van wat wel de do it ourselves-beweging wordt genoemd, heeft deze kritiek alleen maar versterkt.

Dat is een beweging van mensen-die-het-allemaal-wel-kunnen. Zo op het eerste gezicht niet onbegrijpelijk, want de initiatiefnemers van zorg- of energiecoöperaties, van bewonersbedrijven, van digitale platforms zijn doorgaans niet op hun achterhoofd gevallen. Dat zijn energieke mensen, actieve organisatoren, doortastende gangmakers, mensen die wat in hun mars hebben. Maar wat wil dat zeggen? 

Zelforganisatie

Zo'n honderd jaar geleden schoten woningbouwverenigingen, opvangvoorzieningen, volkshuizen, bibliotheken als paddenstoelen uit de grond. De mensen die toen het voortouw namen waren niet de arbeiders uit de sloppenwijken, maar dat waren mensen die zich het lot van de arbeidersklasse aantrokken: onderwijzers, architecten, sociale ondernemers, verlichte notabelen. Hun activiteiten legden de basis van de Nederlandse verzorgingsstaat. En was dat elitair?

Ja, dat was elitair, zij het dat hun inspanningen veelal als oogmerk hadden om het lot van anderen te verbeteren. Het gaat er dus eigenlijk helemaal niet om wíe iets onderneemt. Het gaat er om wát er gebeurt; om de vraag of die activiteiten publieke waarden realiseren en maatschappelijke impact hebben. Wie veel van deze initiatieven naloopt ziet dat die waarde niet gering is.

Volgens de critici volstaat die redenering echter niet. Zij zeggen dat zodra er in het beleid wordt ingezet op zelforganisatie, de ongelijkheid tussen gemeenschappen met en zonder zelforganiserend vermogen wordt vergroot. Mensen die moeite hebben zichzelf te organiseren worden benadeeld.

'We kunnen vergelijkbare effecten verwachten als het gaat om zelforganiserende netwerken die worden ingezet voor zorg, arbeid, onderwijs of cultuur', zo concludeert bijvoorbeeld Justus Uitermark, hoogleraar samenlevingsopbouw. Zijn waarschuwing: zelforganisatie zal de segregatie in ons land doen toenemen. 

Gesegregeerde samenleving

Maar hoe staat het nu dan met die segregatie? Niet best. Ondanks de toegenomen rijkdom aan sociale voorzieningen is er volop reden om aan te nemen dat de segregatie tussen kwetsbaren en niet-kwetsbaren in onze samenleving de afgelopen decennia bepaald niet kleiner is geworden.

Kwetsbaren raken steeds meer opgesloten in hun kleine wereld die de aansluiting mist met de wereld van succes, vergaderen, praten, witte wijn en zelfredzaamheid. Natuurlijke verbindingen ontbreken. Ooit bracht de verzuiling allerlei verbindende burgers op de been die via woningcorporaties, scholen, kerken, verenigingen, vakbonden, ja zelfs politieke partijen mensen van verschillende standen met elkaar in contact wist te brengen.

Die oude verbanden zijn verdwenen. Moderne burgers sluiten zich op in uitdijende cirkels van meer of minder bekenden en organiseren daarmee onbewust en ongewild een informele vorm van apartheid, want in de netwerken van de succesvollen komen alleen bij hoge uitzondering mensen voor wie het alledaagse bestaan een vorm van overleven is.

Van oudsher waren professionals van de publieke sector vaak ook een soort verbindingsfunctionarissen tussen kansarm/kwetsbaar en kansrijk/succesvol geworden, tussen de wereld van zien te overleven en de wereld van meetellen en meedoen. Maar de tragiek is dat veel van de instellingen waarin zij werkzaam zijn zich hebben opgesloten in een systeemwereld, bureaucratisch georganiseerd zijn, zich vooral moeten richten op procedures en verslaglegging, pas in beweging komen bij problemen en er steeds minder in slagen om een duurzame vertrouwensband aan te gaan. 

Sociaal doe-het-zelven

Juist in deze lacune voorzien veel sociaal doe-het-zelf-initiatieven. Zij mobiliseren buiten de gevestigde professionele orde om de in onze samenleving rijkelijk aanwezige sociale energie. Het brengt mensen bij elkaar, of dat nu in achterstandswijken is of in de vorm van buddy's, mentorschappen, coaches of in trusts, bewonersondernemingen of burgerinitiatieven. Zij maken dwarsverbanden mogelijk die de institutionele orde op eigen kracht niet meer voor elkaar kan krijgen.

Zij proberen op een moderne wijze inhoud te geven aan wat na het verschrompelen van de verzuiling verloren is gegaan en wat de professionals van de verzorgingsstaat niet hebben kunnen opvangen. De kunst is nu om de institutionele orde daar dienstbaar aan te maken, zoals de jeugdzorg de afgelopen tien jaar zich ook steeds dienstbaarder is gaan opstellen ten opzichte van de plannen die uit Eigen Kracht-conferenties voortkwamen.

Om deze groeiende beweging van het sociaal doe-het-zelven voor de voeten te werpen dat kwetsbaren daarin niet mee kunnen en dat hun initiatieven eerder de ongelijkheid zullen vergroten is daarom een vreemd verwijt. Moet het daarom maar niet gebeuren? Moet de overheid het dan maar doen? Moet het blijven zoals het was? (Maar dan met bezuinigingen ter grootte van miljarden?)

Het is niet alleen een institutionele onderschatting van wat mensen wél kunnen, het getuigt bovendien van een vorm van modern cultuurpessimisme, dat zich in tegenstelling tot het oude cultuurpessimisme niet baseert op de gedachte dat de moderniteit alleen maar achteruitgang heeft gebracht (vroeger was het beter, daarom moeten we ophouden met veranderen), maar dat de toekomst niet langer vooruitgang brengt (morgen wordt het slechter, daarom moeten we het bestaande behouden).

Daardoor is de verdediging van de institutionele orde uit naam van de kwetsbaren een sterk conserverende kracht geworden; het wil niet zien waar het mis gaat en het biedt geen toekomstperspectief. Het beschermt gangbare professionele praktijken en de institutionele zekerheden die daar de logge vertaling van zijn geworden. Daar zijn kwetsbare Nederlanders dus niet langer mee gediend. Laat staan mee geholpen.

Dit is een licht bewerkte versie van een deel van het slothoofdstuk uit het boek Sociaal doe-het-zelven. De idealen en de politieke praktijk van Pieter Hilhorst en Jos van der Lans.