Bestaan er nog wel duidelijk te onderscheiden klassen? En is er wel één duidelijke manier om de klassenstrijd te voeren?  Hans Rodenburg en Tim ’S Jongers gingen er voor de nieuwe podcast De Linkse Revolte over in gesprek met schrijver en publicist Dylan van Rijsbergen. In maart verschijnt zijn nieuwe boek De net-niet elite, over klasse in Nederland.

Hans: "Dylan, laten we met het begin beginnen: tot welke klasse reken jij jezelf?"

Dylan: “Middenklasse. En dan het hoger opgeleide deel van de middenklasse. Ik zie mezelf dus wel als geprivilegieerd, maar ik ben niet de elite.”

Tim: "Waar zit je privilege precies in?"

Dylan: “Vooral in het feit dat ik een hoogopgeleide moeder had. Ik heb door mijn opvoeding zogenaamd cultureel kapitaal meegekregen: ik weet hoe ik me moet gedragen in hoogopgeleide kringen. Dat kapitaal zit ook in de verwachtingen die ik had. Ik heb als kind nooit anders verwacht dan dat ik een baan zou krijgen waar een opleiding voor nodig is. Ik heb er zelfs nooit over nagedacht dat ik ooit in een winkel zou werken of in een fabriek.”

Tim: "Daar zeg je gelijk wat bijzonders. Ik ben zelf pas op mijn dertigste gaan studeren en heb daarvoor heel lang in een keuken afgewassen. Zelfs nu ik hoogopgeleid ben heb ik nog altijd niet het gevoel dat die kringen ook echt ‘mijn’ omgeving zijn."

Dylan van Rijsbergen.
Foto: Roger Cremers

Hans: "Dit laat gelijk zien dat klasse voor een groot deel om gevoel draait. Is er eigenlijk een duidelijke definitie van klasse?"

Dylan: “Er zijn heel veel verschillende definities. Maar grofweg kan je denk ik drie dominante manieren onderscheiden om ernaar te kijken.

De eerste richt zich vooral op zogenaamde hulpbronnen en kijkt hoeveel verschillende soorten ‘kapitaal’ mensen hebben: cultureel, sociaal, noem maar op. Het gaat over de vraag of je een netwerk hebt, een goed opleidingsniveau en of je de zogenaamde culturele codes kent. Deze manier van kijken is op dit moment dominant in Nederland. Je ziet hem bijvoorbeeld in de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In de politiek uit het zich in de focus op ‘kansengelijkheid’ die we overal zien. Het is het streven om iedereen aan zoveel mogelijk hulpbronnen te helpen zodat ze zichzelf kunnen opwerken in de samenleving.

Een tweede benadering komt uit de school van Max Weber. Die richt zich veel meer op de macht om mensen in of uit te sluiten. Het gaat over de vraag in hoeverre je als persoon de macht hebt om je eigen beslissingen te nemen en in hoeverre je in staat bent om anderen uit te sluiten of dingen op te dragen. Vanuit deze benadering zie je veel scherper dat er allerlei sociale groepen zijn in onze samenleving waar je niet zomaar toegang toe krijgt. Het doel van deze sociale groepen is om de club niet te groot te maken, want op het moment dat je club te groot wordt zakt de prijs en dus ook je status.”

Hans: "Zoals je nu bijvoorbeeld op universiteiten ziet gebeuren: steeds meer mensen komen op de universiteit en dus worden er allerlei ‘honours-trajecten’ gecreëerd om toch opnieuw een elite te onderscheiden."

Dylan:Ja, en dat is dus bewust. Het is een klassenstrategie van een groep die zijn positie wil behouden. Iemand die dit mooi uitlegt is de Amerikaanse schrijver Barbara Ehrenreich. Zij laat bijvoorbeeld scherp zien hoe je vroeger maar voor een paar beroepen een diploma nodig had. Tegenwoordig is er vrijwel geen baan meer waar je zonder diploma kan starten.

Dit zijn nadrukkelijke uitsluitingsmechanismen om de klassengrenzen te bewaken. En als samenleving zijn we dit soort uitsluiting heel normaal gaan vinden. Ook het culturele kapitaal waar we het eerder over hadden valt onder die uitsluitingsmechanismen: in hoeverre weet je welke woorden je moet gebruiken en weet je welk gedrag wenselijk is.”

Tim: "En de derde manier om naar klasse te kijken?"

Dylan: “Dat is de klassieke marxistische klassendefinitie. Deze richt zich vooral op uitbuiting en gaat echt over een elite die zich verrijkt door andere mensen voor zich te laten werken. Ze kunnen geld afstropen van de salarissen van werkende mensen, enkel omdat ze bezitters zijn van het kapitaal. Omdat de middenklasse sinds de oorlog steeds verder is gegroeid, is deze strikte scheiding wat lastiger te maken. Er zijn nu namelijk heel veel mensen die een beetje bezit hebben en op hun werk bijvoorbeeld ook andere mensen aansturen.

Denkers als Erik Olin Wright hebben de marxistische klassendefinitie daarom aangescherpt met de twee andere definities die we zojuist besproken. Om iemands klasse te bepalen moet je tegenwoordig dus zowel naar de hulpbronnen kijken die iemand tot zijn beschikking heeft als naar de sociale positie die iemand heeft in de samenleving en tot welke groepen hij toegang heeft; als laatste kijk je waar iemand staat op de economische ladder en of diegene macht kan uitoefenen over anderen simpelweg vanwege zijn bezit.

Als je klasse op deze manier bekijkt wordt het meer een fijnmazige structuur waar ook de middenklasse in past.”

Tim: "We hebben het nu over de gegroeide middenklasse. Bestaat de klassieke arbeider eigenlijk nog wel?"

Dylan: “Volgens de klassieke definitie zeker. Dat is namelijk iedereen die werkt voor een loon, dus dat is ook een heel groot deel van de middenklasse.”

Hans: "Ja, dat ben ik ook."

Dylan: “Precies. Maar als je hier de sociale definitie overheen legt die we zojuist bespraken, dan zie je een scheiding ontstaan. Een arbeider – of werker zoals ik liever zeg – is echt iemand die niet alleen werkt voor een loon maar die hier ook weinig zeggenschap over heeft.”

Hans: "Dan hoor ik er ineens niet meer bij, want ik heb vrij veel autonomie in mijn werk."

Dylan: “Inderdaad. Vergelijk dat bijvoorbeeld met iemand die in een distributiecentrum werkt met een oortje in waardoor de hele tijd wordt verteld wat je moet doen. Veel werkers hebben echt heel weinig autonomie.”

Hans: "Oké, de werkende klasse bestaat dus nog wel. Maar toch is dat niet de klasse waar je boek over gaat. Waarom richt jij je op de ‘net-niet elite’?"

Dylan: “Ik was geïnspireerd door de documentaire Wit is ook een kleur van Sunny Bergman. Ik vond het zo goed hoe zij de discussie over racisme omkeerde: wat betekent het om wit te zijn? Ik wilde hetzelfde doen met klasse: wat betekent het om middenklasse of hogere middenklasse te zijn?

Je ziet een steeds groter verschil ontstaan tussen mensen die gaan studeren en de werkende klasse. Je ziet dat die eerste groep groeit: begin jaren 80 had zo’n 11 procent een hbo- of universitaire opleiding. Inmiddels is dat 37 procent. Ik noem die mensen hoofdwerkers. Mensen met een theoretische opleiding, die wel écht moeten werken voor hun geld, niet omdat ze het leuk vinden, zoals de rijken, maar omdat ze het nodig hebben.

Tegelijkertijd zijn dit ook mensen die vanuit hun werk een vorm van macht uitoefenen. Ze geven bijvoorbeeld les op de basisschool en geven schooladviezen mee. Of ze zijn arts en schrijven recepten uit. Je kunt hier heel neutraal naar kijken, maar dit zijn vormen van macht. Tegelijkertijd zijn ze zeker niet de machthebbers. Ze vormen de net-niet elite.”

Hans: "Maar waarom is het voor jou zo belangrijk die groep nadrukkelijk te analyseren? Gaat het om meer zelfinzicht, dat zij gaan zien dat ze tot een klasse behoren?"

Dylan: “Het is inderdaad wel belangrijk om een bepaald bewustzijn te hebben. Het is bijvoorbeeld wel deze klasse – waar ik zelf ook toe behoor – die de kranten volschrijft en in de media altijd aan het woord is. Er zit een bepaalde macht binnen onze klasse en het is belangrijk dat we daar een beetje antropologisch naar kijken. Wat zijn eigenlijk de normen binnen onze klasse? Welke impliciete afspraken en verwachtingen gelden er? Neem de drang om carrière te maken of het ideaal om je passie in je werk te moeten vinden. Ik ken genoeg mensen die gewoon werken voor het geld.”

Tim: "Dat herken ik heel erg. Toen ik voor het eerst een baan kreeg met allemaal hoogopgeleiden kreeg ik ineens te horen dat ik vaker ‘nee’ moest leren zeggen. Ik was daar echt door geshockt. Je moet er als afwasser niet mee aankomen om ‘nee’ te zeggen. Dat is onmogelijk. Je wordt geleefd. En dan hoor je nu ineens dat andere mensen een cursus nee-zeggen krijgen waarbij ze lekker met een coach in het bos gaan wandelen. Ik wist niet wat ik meemaakte."

“ “Een groot deel van de middenklasse voelt dat hun positie onzeker is” ”

Dylan: “En dit heeft weer precies met die uitsluitingsmechanismen te maken. Ook dit zijn culturele codes die een cruciaal onderdeel vormen van de klassenscheiding. En die worden ook steeds belangrijker. Een groot deel van de middenklasse voelt namelijk dat hun positie onzeker is. Door met elkaar bepaalde codes te hanteren verstevig je de eigen positie. Dit verklaart ook de extreme obsessie met opvoeding die we in onze samenleving zien. Onze kinderen moeten zo hoog mogelijke cijfers halen en naar het athenaeum of gymnasium zodat ze alle culturele codes kunnen leren.”

Hans: "Die angst om te ‘dalen’ is volgens mij ook een reden dat je dit boek nu hebt geschreven, of niet? Ons leven is er een stuk onzekerder op geworden."

Tim: "Ja, bijna de helft van de schoolgaande jongeren lijdt inmiddels onder prestatiedruk, dat staat hier niet los van."

Dylan: “Zeker. En die groeiende druk en onzekerheid zie je op meer plekken. Steeds meer mensen stellen bijvoorbeeld dingen in hun leven uit omdat ze geen betaalbaar huis kunnen vinden of omdat ze maar geen vast contract krijgen op hun werk. Het zorgt allemaal voor extra druk om je vast te klampen aan je klassepositie.”

Tim: "Wat je eigenlijk wilt zeggen is dus dat er een hoogopgeleide klasse is, die ondanks hun opleiding en hun kennis van de culturele codes alsnog met heel veel onzekerheden te maken heeft?"

Dylan: “Ja, en mijn punt is dat we ermee moeten ophouden om altijd te denken dat we dit op een individualistische manier kunnen oplossen. Want wat doet onze klasse als we met onzekerheid te maken krijgen? We gaan nog harder werken en we gaan van die managementboeken kopen waarin staat dat je je carrière moet manifesteren.

De oplossing zit erin om dit soort problemen collectief aan te pakken, net zoals de arbeiders altijd al hebben gedaan. Dus sluit je aan bij een vakbond, kijk om je heen of mensen dezelfde problemen hebben als jij, kijk waarin je samen kunt optrekken en probeer samen de strijd aan te gaan. Daar ligt volgens mij ook de kans voor links.”

Hans: "Zit in die onzekerheid een kans om de verbinding te leggen tussen de werkende klasse en de net-niet elite?"

Dylan: “Er is volgens mij wel een verbinding te leggen als je focust op het feit dat het voor heel veel mensen niet meer gegarandeerd is dat hun kinderen een net zo goed leven kunnen verwachten als zij nu hebben. Maar we moeten vooral minder individualistisch gaan denken en wat meer vanuit het collectieve. De momenten in de geschiedenis dat het goed ging met de werkende klasse, waren de momenten dat zij zich verenigde en collectief in actie kwam.

Er zijn ook al hele mooie voorbeelden dat dit succesvol kan zijn. De basisschoolleraren hebben het bijvoorbeeld toch mooi voor elkaar gekregen dat hun salaris gelijkgetrokken is met dat van leraren uit het middelbaar onderwijs. Of neem de distributiecentra, daar is ook al veel verbetering afgedwongen. Dat zijn nota bene veelkleurige clubs waarvan altijd gedacht werd dat het onmogelijk was om al die mensen met verschillende achtergronden te verenigen. Dat kan dus wel!”

Hans: "Dat besef laten doordringen dat je gedeelde belangen hebt is wel écht een mega-opgave. Het is zover weggezakt in onze samenleving."

Dylan: “Zeker. Dat is dus iets waar links voortdurend op moet hameren. Mensen moeten zich gaan organiseren, ook de net-niet elite. Maar het kan niet alléén van onderop komen. Je moet het als politiek ook gaan organiseren en weer zichtbaar zijn in de wijken. Het is belangrijk daarbij ook de kleine resultaten te koesteren. Daardoor gaan mensen zich trots voelen en krijgen ze het gevoel dat je samen echt wat kan bereiken.”

“ “De zeven vinkjes van Luyendijk zijn erg gericht op je potentieel. Maar het gaat volledig voorbij aan reële macht” ”

Hans: "Maar dit soort collectieve emancipatie is wel echt wat anders dan de nadruk op individuele emancipatie die je nu overal ziet."

Dylan: “Ja. We moeten dus ook wat minder gaan focussen op zogenaamde hulpbronnen en kansengelijkheid. Neem bijvoorbeeld het verhaal van Joris Luyendijk, met zijn zeven vinkjes. Ook zijn verhaal is heel erg gericht op individuele kansen, je potentieel. Maar het gaat volledig voorbij aan reële macht. Ik heb bijvoorbeeld alle zeven vinkjes en misschien heeft de manager van Unilever ze ook alle zeven. Maar ik ben niet de manager van Unilever en zal dat ook nooit worden.”

Tim: "Ik ben heel blij dat je dat zegt. Die hele vinkjes-exercitie zegt vooral iets over de oppervlakte, maar zegt niks over de diepte van je invloed. Ondertussen spelen we elkaar er wel mee uit elkaar. Ik kan maar vier vinkjes hebben maar wel enorm veel macht. Maar door de platte focus op vinkjes zien we die reële macht helemaal over het hoofd."

Dylan: “Ja, de zeven vinkjes gaan vooral om de waarneming dat je in potentie macht zou kunnen hebben.”

Hans: "En dat doet er dus eigenlijk veel minder toe. De opdracht voor ons als links is om veel meer te kijken naar de positie die je daadwerkelijk hebt in de samenleving en op basis daarvan politiek te bedrijven."

Dylan: “Precies. Er mag wat minder focus zijn op ‘kansarm’ versus ‘kansrijk’. Als ik 65 ben en ik heb een miljoen op de bank, kan ik minder cultureel kapitaal bezitten dan een arme student, maar waar heb ik die vorm van kapitaal voor nodig? Ik heb een topleven.”

Dylan van Rijsbergen, De net-niet elite. Hoogopgeleiden tussen macht en meritocratie, Mazirel Pers, 2024